Thuis bij God en God's thuis is bij ons

Sermon  •  Submitted
0 ratings
· 6 views

God wil bij de mensen wonen. Van de tabernakel naar het eschatologische nieuwe Jeruzalem.

Notes
Transcript
Sermon Tone Analysis
A
D
F
J
S
Emotion
A
C
T
Language
O
C
E
A
E
Social
View more →

Inleiding

We leven best in een spannende tijd.
Bijna twee jaar geleden werden we opgeschrikt door corona. Wetenschappers hadden ons al langer gewaarschuwd voor een groter risico op een pandemie doordat de mensheid de leefgebieden van wilde dieren steeds verder verkleint en wij zo logischerwijs dichter op elkaars huid komen te zitten. Met als gevolg dat allerlei exotische virussen kunnen overspringen van mens op dier. En dat moment was in 2020/2021 aangebroken. Met een wereldwijde crisis tot gevolg.
Oorlog in Europa. Wie had dat een paar jaar geleden kunnen bedenken? Ik denk niemand hier in deze zaal.

Bijbellezing

Openbaring 21:1-27
Revelation 21:1–27 (NBV)
1 Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Want de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij, en de zee is er niet meer.
2 Toen zag ik de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, uit de hemel neerdalen, bij God vandaan. Ze was als een bruid die zich mooi heeft gemaakt voor haar man en hem opwacht.
3 Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn.
4 Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.’
5 Hij die op de troon zat zei: ‘Alles maak ik nieuw!’ – Ik hoorde zeggen: ‘Schrijf het op, want wat hier wordt gezegd is betrouwbaar en waar.’ –
6 Toen zei hij tegen mij: ‘Het is voltrokken! Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Wie dorst heeft geef ik vrij te drinken uit de bron met water dat leven geeft.
7 Wie overwint komen al deze dingen toe. Ik zal zijn God zijn en hij zal mijn kind zijn.
8 Maar voor hen die laf en trouweloos zijn geweest, die zich hebben ingelaten met gruwelijke dingen, met moord, ontucht, toverij of afgodendienst, voor allen die de leugen hebben gediend: hun deel is de vuurpoel met brandende zwavel, dat is de tweede dood.’
9 Een van de zeven engelen met de offerschalen die gevuld waren met de laatste zeven plagen kwam op me af en zei: ‘Ik wil je de bruid laten zien, de vrouw van het lam.’
10 Ik raakte in vervoering, en hij nam mij mee naar een heel hoge berg en liet me de heilige stad Jeruzalem zien, die uit de hemel neerdaalde, bij God vandaan.
11 De stad schitterde door Gods luister, met een schittering als van een edelsteen, als een kristalheldere jaspis.
12 Ze had een grote, hoge muur met twaalf poorten en bij elke poort stond een engel. Op de poorten waren namen geschreven: de namen van de twaalf stammen van Israëls zonen.
13 Vanuit het oosten gezien waren er drie poorten, vanuit het noorden drie, vanuit het zuiden drie en vanuit het westen drie.
14 De stadsmuur had twaalf grondstenen, met daarop de namen van de twaalf apostelen van het lam.
15 Degene die met mij sprak had een gouden meetstok om daarmee de stad, de poorten en de muur op te meten.
16 De stad was vierkant, even lang als breed. Hij mat de stad met zijn meetstok: twaalfduizend stadie, zowel in de lengte als in de breedte en in de hoogte.
17 Hij mat de stadsmuur: honderdvierenveertig el, in gewone mensenmaat, die ook engelenmaat is.
18 De muur was gemaakt van jaspis, en de stad zelf was van zuiver goud, helder als glas.
19 De grondstenen van de stadsmuur waren versierd met allerlei edelstenen. De eerste was van jaspis, de tweede van lazuur, de derde kornalijn, de vierde smaragd,
20 de vijfde sardonyx, de zesde sarder, de zevende olivijn, de achtste aquamarijn, de negende topaas, de tiende turkoois, de elfde granaat en de twaalfde amethist.
21 De twaalf stadspoorten waren twaalf parels, elke poort een parel op zich. De straten van de stad waren van zuiver goud en schitterden als glas.
22 Maar een tempel zag ik niet in de stad, want God, de Heer, de Almachtige, is haar tempel, met het lam.
23 De stad heeft het licht van de zon en de maan niet nodig: over haar schijnt Gods luister, en het lam is haar licht.
24 De volken zullen in haar licht leven en de koningen op aarde betuigen daar hun lof.
25 De poorten zullen overdag nooit gesloten worden, en nacht zal het er niet meer zijn.
26 De volken zullen in haar hun lof en eer komen betuigen.
27 Maar alles wat verwerpelijk is en iedereen die zich met gruwelijke dingen en leugens inlaat, komt de stad niet binnen, alleen zij die in het boek van het leven staan, het boek van het lam.

Context

Openbaring.
Volgens de traditie geschreven door Johannes de discipel van Jezus. Helemaal zeker weten doen we het niet.
Waar de meeste bijbelwetenschappers het wel over eens zijn, is dat het geschreven is rond 95 na Christus, tijdens keizer Domitianus.
Openbaring behoort tot de zogenaamde apocalyptische literatuur. Het is een genre wat in de tweede eeuw voor Christus opkomt en wat tijdens Jezus’ tijd op aarde en de eerste eeuw na Christus populair was. Het is een genre wat vaak door minderheidsgroeperingen werd gebruikt, mensen die in de verdrukking zaten om zo taal te geven aan het onrecht. Maar ook om woorden te geven aan de hoop die ze op God vestigen. Juist in de hopeloze situatie waarin ze zich bevonden, is er een verlangen naar een eenzijdig ingrijpen van God. Hij is degene die zal oordelen. Het oordeel van God daar werd naar uitgekeken. Eindelijk zal Hij alle dingen rechtzetten!
Kenmerkend voor deze literatuur is veel gebruik van symbolische taal.
Een ander kenmerk is dat in Openbaring heel veel allusies, heel veel verwijzingen, associaties met andere bijbelteksten zijn. Nu is de Bijbel sowiezo een heel complexe bibliotheek, waarin de verschillende boeken als een fijn netwerk met elkaar verweven zijn. Maar Openbaring is een van de boeken waarin dit netwerk nog verfijnder is. Er wordt teruggegrepen op allerlei beloften die God heeft gedaan in het verleden. Met name de profeten zijn heel populair.
Ook in het hoofdstuk wat we vandaag gelezen hebben zijn heel veel zogenaamde allusies aanwezig. We zullen dat vandaag ook tegenkomen.
De kern voor de boodschap vandaag vinden we in vers 3.
De Nieuwe Bijbelvertaling (Hoofdstuk 21)
Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, hij zal bij hen wonen.
Gods woonplaats is onder de mensen. Ik geloof dat deze tekst meer zicht wil geven op de hoop die we als christenen mogen hebben.
Maar voordat we dit verder gaan uitpakken, wil ik eerst samen met jullie een aantal verzen uit dit hoofdstuk langsgaan, zodat er ook wat meer zicht komt op de context, het grotere plaatje van deze belofte.
In het hoofdstuk hiervoor (Openbaring 20) lezen we dat Johannes een visioen krijgt van de opstanding en het oordeel.
En nu in het gedeelte wat we net samen hebben gelezen krijgt Johannes een nieuw visioen.
Vers 1
Hij ziet een nieuwe aarde en een nieuwe aarde. Er is veel discussie onder bijbelgeleerden of het een compleet nieuwe aarde en nieuwe hemel is, of dat het toch beter is om te vertalen met ‘vernieuwde’ aarde en hemel. Dus de huidige aarde wordt dan getransformeerd.
Een hele interessante discussie, maar voor nu laat ik deze even voor wat het is.
Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde dus.
Ik had het al over de vele allusies die er in dit tekstgedeelte zitten. Hier is een duidelijke verwijzing naar de profetie van Jesaja 65.
Vers 2
Interessant is dat er een stad - het nieuwe Jeruzalem - beeld voor het volk van God of de kerk - neerdaalt vanuit de hemel en dus een plek krijgt op de nieuwe aarde.
Onze plek is dus niet op een wolk in de hemel of ergens daarboven, maar:
Fysiek.
Ruimtelijk.
Aards.
En heel actueel… in de spanningen die in ons land de laatste tijd steeds meer voelbaar is tussen stad en platteland,
goed om te weten dat onze toekomst dus blijkbaar stedelijk is. Zeg ik trots als stedeling..
Ook hier barst het van de verwijzingen: Jesaja 48, 52, 65. Boeiend om dit thuis nog eens na te lezen!
Vers 3
Gods woonplaats is onder de mensen.
Hier wordt Ezechiel 37:27 geciteerd: Bij hen zal mijn tent zijn, ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.
Als je vers 3 in het Grieks leest, komt hier ook het woord tent terug.
“Zie, de tent van God is met de mensen.”
Ik moet dan direct denken aan de tabernakel in de woestijn. Ik kom daar later - als we dit vers verder gaan uitpakken - nog op terug.
Vers 4
Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen.
En er zal geen dood meer zijn. Wauw!
Ook hier weer een verwijzing naar Jesaja.
Voor altijd doet hij de dood teniet.
Als je even op je in laat werken wat dood werkelijk betekent:
Afgelopen weken is dit heel diep tot me doorgedrongen. Een broertje van mij heeft plotseling een hartaanval gekregen - hij zakte voor de ogen van zijn vrouw zo in elkaar. En dat terwijl hij nog maar net 40 jaar is.
Na onderzoek bleek het erfelijk te zijn. Toen kwam het nog dichterbij. Wat zou het betekenen als ik plotseling kom te overlijden?
Als de dood werkelijk het einde is, dan betekent dat:
Einde van je liefdes.
Einde van onvervulde verlangens.
Ten diepste volstrekte zinloosheid.
Ik denk dat de meest fundamentele behoefte van ons hart is:
Dat we eindeloos geliefd zijn, gekend, omringd.
Lieve mensen, de dood is in Jezus overwonnen. We zullen voor altijd geliefd zijn en ons omringd weten door anderen die we mogen liefhebben tot in eeuwigheid.
Vers 6
Ik ben de Alpha en de Omega. Wie dorst heeft, geef ik vrij te drinken uit de bron van levend water.
Ik moet direct denken aan de ‘Ik-ben’ uitspraken in het Johannes evangelie.
Ik ben het Brood des levens.
Ik ben de ware wijnstok.
Ik ben de opstanding en het leven.
Maar ook de uitnodiging van Jezus: Kom naar mij als je dorst hebt!
Ook dit is trouwens weer een verwijzing uit Jesaja. Hij voegt er aan toe:
De Nieuwe Bijbelvertaling (Hoofdstuk 55)
Waarom geld betalen voor iets dat geen brood is, je loon besteden aan wat niet verzadigen kan?
Met andere woorden: de zin van het leven is een persoon. God zoals hij zich bekend gemaakt heeft in Jezus Christus.
Vers 5 tot en met 8 vormen de kern van de boodschap van het boek Openbaring.
Wees trouw aan Jezus. Dan zal je deel uitmaken van het nieuwe Jeruzalem. Echter, wanneer je ontrouw blijft dan is er geen plek voor jou. Een oproep dus om trouw en waakzaam te zijn!
Vanaf vers 9 wordt de stad verder beschreven.
Opvallend is de enorme grootte: 12.000 stadieen. Als je dat omrekent is dat ongeveer 2500 bij 2500 km.
Dat zou een stad zijn van hier tot Moskou en van hier tot Casablanca in het vierkant. Een grote stad. Woh!
De twaalf poorten van de stad zijn genoemd naar de twaalf stammen van Israel (vers 12). Als een symbool van de vervulling van de belofte waar de Joden naar uitkijken, de vereniging van de twaalf stammen.
En het fundament bestaat uit twaalf stenen, die genoemd zijn naar de twaalf apostelen (vers 14)
En de belangrijkste inwoner van de stad: God zelf.
God die bij de mensen komt wonen. Dat brengt ons bij het tekstgedeelte wat we verder gaan uitwerken.

Tabernakel en tempel

Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, hij zal bij hen wonen.

Related Media
See more
Related Sermons
See more