Dat ze één zouden zijn
Sermon • Submitted
0 ratings
· 4 viewsJesus called, gathered and empowered his new community. Our concept of that new community has devolved and we must recover our true ethos.
Notes
Transcript
Sermon Tone Analysis
A
D
F
J
S
Emotion
A
C
T
Language
O
C
E
A
E
Social
Pinksterzondag | Pentecost Sunday
Pinksterzondag | Pentecost Sunday
Er is veel veranderd in de kerk sinds de allereerste startdag. In de Oasis Makers editie van afgelopen week heb ik iets erover geschreven. Ik geloof niet dat wij de tijd moeten proberen terug te draaien en een perfecte kopie van hun ervaring te plakken op onze levens.
Maar, in de loop van de afgelopen 2 eeuwen en de culturele veranderingen die daarbij horen, hebben we iets verloren. Dit laatste verandering is de grootste en heeft de grootse impact gehad op de kerk in het West: seculaire humanisme of “secularisatie”.
We moeten ons ethos herontdekken.
ethos: karakter, levenshouding
“the characteristic spirit of a culture, era, or community as manifested in its attitudes and aspirations.”
Ik was van plan om het volgende stuk in Lukas op te pakken vandaag maar er zijn wat dingen gebeurd in de afgelopen weken. De grote nood voor dat nieuwe gemeente van Jezus, met haar oorspronkelijke ethos, is mij heel duidelijk geworden.
broers en zuster onder ons die lijden
eenzaamheid zowel binnen als buiten de gemeente
de grote leegte die heerst in Bergen
Lieve broers en zusters, wij functioneren niet in overeenstemming met de oorspronkelijke ethos van de gemeente. De tijdsgeest heeft een grote impact gehad op ons. Maar wat we zoeken is niet zo ver van ons. In de woorden van Mozes, het is “heel dichtbij, u kunt het in u opnemen en het u eigen maken.”
De gemeente is niet alleen gesticht door Jezus, hij was, is en zal altijd zijn de Heer van de gemeente
John 17:1-26
1 Zo sprak hij. Daarna sloeg Jezus zijn ogen op naar de hemel en zei: ‘Vader, nu is de tijd gekomen, toon nu de grootheid van uw Zoon, dan zal de Zoon uw grootheid tonen.
2 Hij heeft van u macht over alle mensen ontvangen, de macht om iedereen die u hem gegeven hebt het eeuwige leven te schenken.
3 Het eeuwige leven, dat is dat zij u kennen, de enige ware God, en hem die u gezonden hebt, Jezus Christus.
4 Ik heb op aarde uw grootheid getoond door het werk te volbrengen dat u mij opgedragen hebt.
5 Vader, verhef mij nu tot uw majesteit, tot de grootheid die ik bij u had voordat de wereld bestond.
6 Ik heb aan de mensen die u mij uit de wereld gegeven hebt uw naam bekendgemaakt. Zij waren van u, maar u hebt hen aan mij gegeven. Ze hebben uw woord bewaard,
7 en nu begrijpen ze dat alles wat u mij hebt gegeven, van u komt.
8 Ik heb de woorden die ik van u ontvangen heb aan hen doorgegeven, zij hebben ze aanvaard en nu weten ze echt dat ik van u gekomen ben, en ze geloven dat u mij hebt gezonden.
9 Ik bid voor hen. Ik bid niet voor de wereld, maar voor de mensen die u mij hebt gegeven, omdat zij van u zijn
10 – alles wat van mij is, is van u, en alles wat van u is, is van mij – en omdat in hen mijn grootheid zichtbaar geworden is.
11 Ik ben al niet meer in de wereld, ik ga naar u toe, maar zij blijven wel in de wereld. Heilige Vader, bewaar hen door uw naam, de naam die u ook aan mij gegeven hebt, zodat zij één zijn zoals wij één zijn.
12 Zolang ik bij hen was heb ik hen door uw naam, die u mij gegeven hebt, bewaard en over hen gewaakt: geen van hen is verloren gegaan behalve hij die verloren moest gaan, opdat de Schrift in vervulling ging.
13 Nu kom ik naar u toe, en ik zeg dit terwijl ik nog in de wereld ben, opdat zij vervuld worden van mijn vreugde.
14 Ik heb hun uw woord gegeven. De wereld haat hen, omdat ze niet bij de wereld horen, zoals ook ik niet bij de wereld hoor.
15 Ik vraag niet of u hen uit de wereld weg wilt nemen, maar of u hen wilt beschermen tegen de duivel.
16 Ze horen niet bij de wereld, zoals ik niet bij de wereld hoor.
17 Heilig hen dan door de waarheid. Uw woord is de waarheid.
18 Ik zend hen naar de wereld, zoals u mij naar de wereld hebt gezonden.
19 Ik heb mij geheiligd omwille van hen, zo zullen ook zij door de waarheid geheiligd zijn.
20 Ik bid niet alleen voor hen, maar voor allen die door hun verkondiging in mij geloven.
21 Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals u in mij bent en ik in u, laat hen zo ook in ons zijn, opdat de wereld gelooft dat u mij hebt gezonden.
22 Ik heb hen laten delen in de grootheid die u mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals wij:
23 ik in hen en u in mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat u mij hebt gezonden, en dat u hen liefhad zoals u mij liefhad.
24 Vader, u hebt hen aan mij geschonken, laat hen dan zijn waar ik ben. Dan zullen zij de grootheid zien die u mij gegeven hebt omdat u mij al liefhad voordat de wereld gegrondvest werd.
25 Rechtvaardige Vader, de wereld kent u niet, maar ik ken u, en zij weten dat u mij hebt gezonden.
26 Ik heb hun uw naam bekendgemaakt en dat zal ik blijven doen, zodat de liefde waarmee u mij liefhad in hen zal zijn en ik in hen.’
Jezus’ gebod en belofte
1 In mijn eerste boek, Theofilus, heb ik de daden en het onderricht van Jezus beschreven,
2 vanaf het begin tot aan de dag waarop hij in de hemel werd opgenomen, nadat hij de apostelen die hij door de heilige Geest had uitgekozen, had gezegd wat hun opdracht was.
3 Na zijn lijden en dood heeft hij hun herhaaldelijk bewezen dat hij leefde; gedurende veertig dagen is hij in hun midden verschenen en sprak hij met hen over het koninkrijk van God.
4 Toen hij eens bij hen was, droeg hij hun op: ‘Ga niet weg uit Jeruzalem, maar blijf daar wachten tot de belofte van de Vader, waarover jullie van mij hebben gehoord, in vervulling zal gaan.
5 Johannes doopte met water, maar binnenkort worden jullie gedoopt met de heilige Geest.’
6 Zij die bijeengekomen waren, vroegen hem: ‘Heer, gaat u dan binnen afzienbare tijd het koningschap over Israël herstellen?’
Kracht volgt gehoorzaamheid
Acts 2:1-24
1 Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar.
2 Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde.
3 Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten,
4 en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.
5 In Jeruzalem woonden destijds vrome Joden, die afkomstig waren uit ieder volk op aarde.
6 Toen het geluid weerklonk, dromden ze samen en ze raakten geheel in verwarring omdat ieder de apostelen en de andere leerlingen in zijn eigen taal hoorde spreken.
7 Ze waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden: ‘Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken?
8 Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen?
9 Parten, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, mensen uit Pontus en Asia,
10 Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Cyrene in Libië, en ook Joden uit Rome die zich hier gevestigd hebben,
11 Joden en proselieten, mensen uit Kreta en Arabië – wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden.’
12 Verbijsterd en geheel van hun stuk gebracht vroegen ze aan elkaar: ‘Wat heeft dit toch te betekenen?’
13 Maar sommigen zeiden spottend: ‘Ze zullen wel dronken zijn.’
14 Daarop trad Petrus naar voren, samen met de elf andere apostelen, verhief zijn stem en sprak de menigte toe: ‘U, Joden en inwoners van Jeruzalem, luister naar mijn woorden en neem ze ter harte.
15 Deze mensen zijn niet dronken, zoals u denkt; het is immers pas het derde uur na zonsopgang.
16 Wat hier nu gebeurt, is aangekondigd door de profeet Joël:
17 “Aan het einde der tijden, zegt God, zal ik over alle mensen mijn geest uitgieten. Dan zullen jullie zonen en dochters profeteren, jongeren zullen visioenen zien en oude mensen droomgezichten.
18 Ja, over al mijn dienaren en dienaressen zal ik in die tijd mijn geest uitgieten, zodat ze zullen profeteren.
19 Ik zal wonderen doen verschijnen aan de hemel boven en tekenen geven op de aarde beneden, bloed en vuur en rook.
20 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed voordat de grote, stralende dag van de Heer komt.
21 Dan zal ieder die de naam van de Heer aanroept worden gered.”
22 Israëlieten, luister naar wat ik u zeg: Jezus uit Nazaret is door God tot u gezonden, hetgeen gebleken is uit de grote daden en de wonderen en tekenen die God, zoals u bekend is, door zijn toedoen onder u heeft verricht.
23 Deze Jezus, die overeenkomstig Gods bedoeling en voorkennis is uitgeleverd, hebt u door heidenen laten kruisigen en doden.
24 God heeft hem echter tot leven gewekt en de last van de dood van hem afgenomen, want de dood kon zijn macht over hem niet behouden.
De context van kracht: bekering en toewijding
1 In mijn eerste boek, Theofilus, heb ik de daden en het onderricht van Jezus beschreven,
2 vanaf het begin tot aan de dag waarop hij in de hemel werd opgenomen, nadat hij de apostelen die hij door de heilige Geest had uitgekozen, had gezegd wat hun opdracht was.
3 Na zijn lijden en dood heeft hij hun herhaaldelijk bewezen dat hij leefde; gedurende veertig dagen is hij in hun midden verschenen en sprak hij met hen over het koninkrijk van God.
4 Toen hij eens bij hen was, droeg hij hun op: ‘Ga niet weg uit Jeruzalem, maar blijf daar wachten tot de belofte van de Vader, waarover jullie van mij hebben gehoord, in vervulling zal gaan.
5 Johannes doopte met water, maar binnenkort worden jullie gedoopt met de heilige Geest.’
6 Zij die bijeengekomen waren, vroegen hem: ‘Heer, gaat u dan binnen afzienbare tijd het koningschap over Israël herstellen?’
Acts 2:36
36 Laat het hele volk van Israël er daarom zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en messias is aangesteld.’
37 Toen ze dit hoorden, waren ze diep getroffen en vroegen aan Petrus en de andere apostelen: ‘Wat moeten we doen, broeders?’
38 Petrus antwoordde: ‘Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden,
39 want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’
40 Ook op nog andere wijze legde hij getuigenis af, waarbij hij een dringend beroep op zijn toehoorders deed met de woorden: ‘Laat u redden uit dit verdorven mensengeslacht!’
41 Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend.
42 Ze bleven trouw aan het onderricht van de apostelen, vormden met elkaar een gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het gebed.
43 De vele tekenen en wonderen die de apostelen verrichtten, vervulden iedereen met ontzag.
44 Allen die het geloof hadden aanvaard, bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk.
45 Ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden.
46 Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde.
47 Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.