Trouwe rentmeesterschap
Tegenovergestelde culturen
11 cAan de mensen die stonden te luisteren, vertelde hij nog een gelijkenis, aangezien hij nu dicht bij Jeruzalem was en zij dachten dat het koninkrijk van God nu spoedig zou aanbreken. 12 Hij zei: ‘Een man van voorname afkomst ging op reis naar een ver land om het koningschap in ontvangst te nemen en dan terug te keren. 13 Hij riep tien van zijn dienaren bij zich, gaf elk van hen honderd drachme en zei tegen hen: “Ga daarmee handeldrijven terwijl ik weg ben.” 14 Maar zijn landgenoten haatten hem en stuurden afgevaardigden achter hem aan met de boodschap: “We willen niet dat die man koning over ons wordt!” 15 Bij zijn terugkeer, toen hij het koningschap had ontvangen, liet hij de dienaren aan wie hij het geld had gegeven bij zich roepen om te vernemen wat ze met handeldrijven hadden verdiend. 16 De eerste kwam en zei: “Heer, uw geld heeft het tienvoudige opgeleverd.” 17 Zijn meester zei: “Voortreffelijk, je bent een goede dienaar. Omdat je betrouwbaar bent geweest in iets zeer gerings verleen ik je het bestuur over tien steden.” 18 De tweede kwam zeggen: “Uw geld, heer, heeft het vijfvoudige opgebracht.” 19 Tegen hem zei hij: “Jij krijgt het bestuur over vijf steden.” 20 Toen kwam de derde dienaar, die zei: “Heer, hier is uw geld, ik heb het in een doek voor u bewaard. 21 Ik was bang voor u, omdat u een streng man bent die terugvordert wat hij niet heeft gestort en oogst wat hij niet heeft gezaaid.” 22 Zijn meester zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar, met je eigen woorden zal ik je veroordelen! Je wist dat ik een streng man ben en terugvorder wat ik niet heb gestort en oogst wat ik niet heb gezaaid? 23 Waarom heb je mijn geld dan niet bij de bank in bewaring gegeven? Dan had ik het bij mijn terugkeer met rente kunnen opvorderen.” 24 En tegen degenen die erbij stonden zei hij: “Neem hem de honderd drachme af en geef ze aan de knecht die het tienvoudige verworven heeft.” 25 Ze zeiden tegen hem: “Heer, hij heeft al het tienvoudige!” 26 “Ik zeg jullie: wie heeft zal nog meer krijgen; maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft worden ontnomen. 27 En die vijanden van mij die niet wilden dat ik koning over hen werd, breng hen hier en dood ze voor mijn ogen.”’
28 fNa deze woorden trok Jezus verder, op weg naar Jeruzalem.