Preek Lisse 11 februari
Gemeente,
Ik weet dat u het koninkrijk van God verwacht. Ik weet dat u met vertrouwen en hoop uitziet naar de dag dat God ook hier op aarde zijn koninkrijk voor altijd zal vestigen.
In de korte tijd dat ik hier in Lisse ben, heb ik de gemeente een heel klein beetje leren kennen, en ook bij u, zoals in vele christelijke gemeenten in Nederland, wordt gebeden om Gods genadige hand, die recht zal maken wat krom is, die recht zal verschaffen waar onrecht is.
Ik ben bij enkele van u thuis geweest. Ik was welkom bij verschillende jongerengroepen. Ik heb mogen bidden met de gebedskring. Ik mocht aanschuiven in de kerkdienst, waar ik samen met u het Woord heb mogen horen. En zo heb ik ook met velen van u samen het Onze Vader mogen bidden.
Samen hebben wij de woorden uitgesproken:
Uw koninkrijk kome, Uw wil geschiede, in de hemel alsook op aarde.
Eigenlijk komt elk gebed neer op deze woorden. Uw wil geschiede, in de hemel alsook op aarde. Ja, het gebed is gericht op het koninkrijk van onze Heer. Als wij vragen om een wereld zonder oorlog, zonder ziekte, zonder armoede, zonder haat, zonder eenzaamheid vragen wij om een wereld waar Gods wil gebeurt. Dan vragen wij om Gods heerlijke koninkrijk.
Maar uit eigen ervaring, en uit de Bijbel, weet ik dat het verwachten van het koninkrijk erg moeilijk kan zijn. Het kan zo ontzettend moeilijk zijn om te blijven vertrouwen en hopen op het koninkrijk van de Heer. Het kan zo moeilijk zijn om te blijven bidden dat Zijn wil geschiede.
Om ons heen zien wij een wereld die maar moeilijk te rijmen valt met de wereld zoals God haar bedoelt heeft. Wij weten van het koninkrijk van onze Heer, maar leven in een koninkrijk van mensen. Wij weten van een wereld van Gods vrede, maar leven in een wereld van oorlog. Wij weten van een wereld van Gods liefde, maar leven in een wereld van haat en ruzie. Wij weten van een wereld van Gods rechtvaardigheid, maar leven in een wereld van onrecht.
Waar is God die u verwacht? Hoe lang moeten wij nog wachten op zijn koninkrijk? Wanneer komt zijn koninkrijk? Wanneer gebeurt zijn wil, in de hemel als ook op aarde? Zou Hij ons vergeten zijn? Is ons bidden dan tevergeefs?
Dat is de vraag van de leerlingen van Jezus. Net als wij, beginnen de leerlingen te twijfelen, als de Heer op zich laat wachten. Kunnen wij wel van God ons recht verwachten? Onze zorg is of God wel betrouwbaar is. Waar is God die ik verwacht?
Jezus vertelt zijn leerlingen, en ook ons, gemeente, dan deze gelijkenis zodat wij begrijpen dat wij moeten blijven bidden, opdat wij met ons smeken niet verslappen.
Er was een rechter, die God niet vreesde, en geen mens respecteerde. Deze man gaf niks om de mensen om hem heen, en wilde ook niks weten van God. Van zo iemand kun je niks verwachten. Hij zal elk vertrouwen beschamen. Hij denkt alleen maar aan zichzelf.
Er was ook een weduwe, die bij deze rechter haar recht wilde halen. Zij wilde van hem rechtvaardigheid. In de bijbel heeft de weduwe een speciale plaats. Onze Heer die zich om al zijn kinderen bekommert, doet dat speciaal voor de weduwe.
Maar van een rechter die God noch mens respecteert kan een weduwe eigenlijk helemaal niks verwachten. Waarom zou deze rechter zich bekommeren om een weduwe, als hij zich om niemand bekommert.
Toch komt de weduwe bij deze rechter en vraagt van hem dat hij een uitspraak doet in een rechtzaak. Wat voor rechtzaak dat geweest kan zijn staat er niet, maar de weduwe is in ieder geval aangewezen tot deze rechter om haar gelijk te halen. Hij is de enige waar zij nog op kan hopen om haar recht te krijgen.
De rechter, die zichzelf genoeg is, wil niks weten van de weduwe en haar recht. Waarom zou hij ook? Wat heeft hij met deze weduwe van doen? Dus de weduwe wordt weggestuurd met haar vraag om recht.
Maar, de vrouw laat het er niet bij zitten. Keer op keer gaat zij naar de rechter en vraagt hem om recht. Steeds weer en zonder het moe te worden.
Uiteindelijk, na lange tijd, zegt de rechter bij zichzelf: Ook al bekommer ik me niet om God, en al stoor ik me aan geen mens, toch zal ik deze weduwe recht verschaffen. Anders komt ze me nog een keer in het gezicht slaan.
De rechter die alleen naar zichzelf luistert, die zichzelf meer dan genoeg denkt te zijn, besluit na lang aandringen van de weduwe de vrouw dan toch maar recht te verschaffen. Hij is zelfs bang dat de vrouw ten einde raad hem nog aan zal vliegen ook. Uit eigen belang besluit de rechter om de weduwe te geven waar ze om vraagt.
Jezus vertelt deze gelijkenis, en legt daarbij uit hoe hij de gelijkenis bedoelt. Het is namelijk een lastige gelijkenis, die makkelijk verkeerd verstaan kan worden. We zouden namelijk in eerste instantie kunnen denken dat God te vergelijken zou zijn met de rechter. Maar hoe zou onze Heer ooit vergeleken kunnen worden met een rechter die alleen aan zichzelf denkt?
Ook is het niet de bedoeling te denken dat wij God zouden kunnen buigen naar onze wil, door tot vervelends toe van hem te eisen wat wij willen. Maar wat Gods liefde voor ons wil bewerken gaat ver voorbij aan wat wij willen bewerken. Hij kent ons beter dan wij onszelf kennen.
Jezus legt uit: als een weduwe zelfs haar recht weet te krijgen bij een onrechtvaardige rechter, wat op het eerste gezicht onmogelijk lijkt, hoeveel te meer mogen wij erop vertrouwen dat wij van onze barmhartige Heer ons recht krijgen, als wij daarom bidden?
In drie opzichten verschilt onze hemelse rechter van de aardse rechter, en in drie opzichten mogen wij van onze Heer oneindig veel meer verwachten dan van een rechter die God nog gebod eerbiedigt. Ten eerste heeft onze God ons beloofd dat hij ons recht zal verschaffen. Hij ziet onze nood en heeft ons onze verlossing beloofd. Ten tweede is onze God een barmhartige God. Het is zijn aard om met liefde te handelen. En ten derde zijn wij geen vreemden zijn voor onze Vader, zoals de weduwe voor de rechter. Wij zijn zijn kinderen, hoe zou een vader als onze Heer zijn kinderen ooit zijn liefde kunnen weigeren? Zijn liefde wil ons recht bewerken. Als wij er maar om vragen. Als wij maar volhouden te bidden: uw koninkrijk kome, uw wil geschiede, in de hemel alsook op aarde.
Onze bezorgheid of God ons wel recht zal verschaffen, onze bezorgheid of ons bidden wel tot de hemel doordringt, wijst Jezus terecht. Hij verzekert ons dat God ons spoedig zal geven waar wij om vragen. Aan Gods antwoord op ons gebed zal het niet liggen.
Maar Jezus is ergens anders om bezorgd. Van zijn heilige vader weet hij, dat die niet los zal laten wat zijn hand is begonnen, van zijn vader weet hij, dat die waarlijk onze hulp is. Maar hij is bezorgd om ons. Jezus is bezorgd om ons geloof.
Jezus vraagt: Als de zoon des mensen komt, zal hij dan geloof vinden op aarde? Voor Jezus is het niet de vraag of de zoon des mensen wel op aarde zal wederkomen. Voor Jezus is het niet de vraag of God zal nakomen wat de mensen van hem mogen verwachten. Als een onrechtvaardige rechter al recht verschaft aan een weduwe, hoe zou de mens dan ooit kunnen twijfelen of onze barmhartige vader hem wel zal rechtvaardigen, als daarom gebeden wordt.
Maar… als de zoon des mensen komt, bidt de mens dan nog om recht? Of hebben wij dat uiteindelijk niet vol kunnen houden? Als de zoon des mensen wederkomt, wordt zijn koninkrijk nog wel verwacht?
Gemeente, proeft u de bezorgdheid van onze heiland in zijn woorden? Van zijn vader kan hij op aan. Op zijn vader kan hij vertrouwen. Maar de leerlingen… de mensen. Kan hij van ons op aan? Kan Jezus ons vertrouwen?
Jezus weet al van de losprijs die hij zal betalen aan het kruis op Golgotah, hij weet al hoe zijn vader hem aan het kruis zal verlaten. Hij weet al dat hij onze zonden zal dragen. Maar hij weet niet of hij geloof op aarde zal vinden als hij terug komt. Hij weet niet of zijn kerk zal blijven bidden om het koninkrijk.
Voelt u die bezorgheid in de woorden van Jezus? Ik vind dat echt zo roerend, als de Heer zijn liefde voor ons laat zien. En het zijn krachtige woorden gemeente. Woorden met liefde en zorg om de ander kunnen zo krachtig zijn.
Ik heb dan zo’n voorstelling van een vader die zijn zoon toespreekt. De vader ziet hoe zijn zoon zijn eigen pad in het leven begint te kiezen. De zoon maakt met zijn leven keuzes die zijn vader niet altijd aanstaan, maar uit liefde wordt de zoon toch vrij gelaten. Zo af en toe zijn er woordenwisselingen over de koers die de zoon kiest, maar de vader weet dat het nu zijn taak niet meer is om die keuzes te maken.
Als dan door omstandigheden en verkeerde keuzes van de zoon, zijn leven zich steeds verder op het verkeerde pad begeeft, barst er een stevige ruzie los tussen de vader en zijn zoon. “Het is toch zeker mijn leven!” Schreeuwt de zoon op een gegeven moment in de ruzie tegen zijn vader. “Ik mag er mee doen wat ik wil!” De vader kan dan alleen maar antwoorden: Ja, maar ik maak me zorgen om je.
Met die toon, gemeente, met die bezorgde toon vraagt Jezus ons: “Als de zoon des mensen komt, zal hij dan geloof vinden op aarde?”
Wij verwachten het koninkrijk van God, wij verwachten de wederkomst van onze Heer en Heiland, Jezus Christus. Maar het valt ons zwaar. Wij bidden om zijn koninkrijk, bidden dat zijn wil geschiede in de hemel alsook op aarde, maar hoe lang houden we dat nog vol?
Sommige van u hebben hun hele leven lang de Heer gevraagd en gesmeekt om zijn koninkrijk, gebeden dat zijn wil geschiede. Maar het blijft uit… Het koninkrijk blijft uit.
De wereld lijkt ons te vragen: Waar blijft die God, die u verwacht? In twijfel en aanvechting vragen wij het onszelf: waar blijft God, die ik verwacht?
Als de gebrokenheid van onze wereld dicht bij ons komt, wordt het zwaar om te blijven geloven, om te blijven bidden om Gods koninkrijk.
Ik moet denken aan Job, die alles kwijt raakte. Ik weet niet of mijn geloof dat aan zou kunnen. Zou ik nog steeds van de Heer mijn recht verwachten als ik de mensen die ik lief heb kwijt zou raken? Als ik alles wat ik in deze wereld heb opgebouwd kwijt raak… Zou ik dan nog van onze Heer mijn recht verwachten? Zou ik dan nog tot hem bidden?
Jezus probeert ons te blijven aanmoedigen om te bidden. Om te blijven bidden voor een betere wereld, om te blijven bidden dat ook in ons hart Gods koninkrijk aan mag breken. Maar Jezus laat ons met deze opdracht niet alleen. Omdat hij weet hoe moeilijk het is om vol te houden, omdat hij weet hoe zwak wij mensen zijn, daarom helpt hij ons daarbij.
Als het bidden alleen van ons af zou hangen, zouden we lang geleden al hebben opgegeven. Het is zijn genade die ons overeind houdt, die ons steeds weer tot God terug roept. Wat eigenlijk onze taak in de relatie met God zou moeten zijn, namelijk het bidden, neemt onze heiland ook op zich.
Onze heiland sterft aan het kruis voor ons. Hij verschaft ons recht bij onze barmhartige vader in de hemel. Het enige wat ons dan te doen staat is te bidden om Gods genade, om zijn komende koninkrijk. Maar omdat hij weet dat wij zelfs dat niet volhouden, helpt hij ons zelfs met die taak.
De bezorgheid van Jezus om ons zwakke geloof is ook te lezen in Lucas 22: 31 en 32: als Jezus tegen Simon Petrus zegt: “Simon, Simon, weet dat Satan jullie voor zich heeft opgeeist om jullie als graan te mogen zeven. Maar ik heb voor uw geloof gebeden.” “ik heb voor uw geloof gebeden.”
Onze heiland, koning als geen andere koning, bidt voor ons geloof. Hoe liefdevol ziet hij naar zijn gemeente om. Hij heeft voor ons gebeden dat wij het koninkrijk blijven verwachten. Dat wij samen blijven bidden: uw koninkrijk kome, uw wil geschiede, in de hemel alsook op aarde.
Ook de Heilige Geest staat ons bij in onze zwakheid. Ook de Geest werkt in ons om ons in de volharding staande te houden. Zoals we lezen in Romeinen 8: 26: “En evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.”
In het gebed is het ook de Geest die ons in het geloof sterkt, die zonder ophouden ons heil blijft bepleiten. Het is de Geest die ons blijft sterken, die ons blijft richten op het koninkrijk, opdat wij samen blijven bidden: uw koninkrijk kome, uw wil geschiede, in de hemel alsook op aarde.
Gemeente, ik zou het gebed geen recht doen als ik alleen maar zou spreken van de moeilijkheden van het gebed. Ja, soms, in moeilijke periodes in het leven is het erg moeilijk om te blijven bidden. Maar tegelijkertijd kan het gebed juist op die momenten een bron van troost zijn. Op de moeilijke momenten van het leven kan het gebed ons sterken, dan kan het gebed ons bij de hand nemen en ons overeind houden.
Daarom wil ik u voorgaan in het gebed. U kent de woorden waarschijnlijk wel, het is een bekend gezang.
Laten wij bidden.
Neem, Heer, mijn beide handen. En leid uw kind.
Tot ik aan d’eeuwige stranden de ruste vind.
Te zwaar valt m’elke schrede, als ik u verlaat.
O, neem mij met u mede, daar waar gij gaat.
Heer, doe genaad’ervaren, aan het bevend hart,
En breng het tot bedaren, bij vreugd en smart.
Laat m’aan uw voeten rusten, mij, hulploos kind,
Vertrouwen en berusten, voor de uitkomst blind.
En blijf m’ook soms verborgen, uw grote macht.
Gij voert mij tot de morgen, ook door de nacht
Neem, Heer, mijn beide handen, en leid uw kind,
Tot ik aan d’eeuwige stranden, de ruste vind.
Amen