Meditatie Lisse Kerkbode

Sermon  •  Submitted
0 ratings
· 9 views
Notes
Transcript

Marcus 14:33-34 En Hij nam Petrus en Jakobus en Johannes mede. En Hij begon zeer ontsteld en beangst te worden, en Hij zeide tot hen: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe; blijft hier en waakt.

Zoals wij ons nu in de lijdenstijd opmaken voor Pasen, zo heeft ook Jezus zich voorbereidt op zijn lijden. Hij wist wat komen zou. Hij wist wat God van Hem vragen zou. Hij keek vooruit naar het kruis, dat Hij zou moeten dragen voor ons. Om zich daar op voor te bereiden, koos Jezus een boomgaard van olijfbomen, Gethsemane.

In deze boomgaard wilde Jezus zich in rust voorbereiden op de hectische gebeurtenissen van zijn arrestatie, zijn rechtzaak en zijn kruisiging. Nu was er nog de stilte voor de storm die volgen zou. Dus tussen deze olijfbomen ging Jezus met zijn trouwe discipelen, om nog een laatste keer in stilte tot God, zijn vader, te bidden.

Hij zegt zijn discipelen om ergens te gaan zitten, en neemt dan Petrus,  Jakobus en Johannes met zich mee, verder de stilte van de olijfgaard in. En enkele tientallen meters dieper de donkere olijfgaard in, laat Jezus zijn emoties gaan. Jezus begint ontsteld en beangst te worden. Met zijn drie dierbaarste vrienden om Hem heen, raakt Jezus ontsteld en beangst.

Het woord dat Marcus gebruikt, “onsteld” komt maar vier keer in de bijbel voor, en alle vier de keren in het evanglie naar Marcus. De Staten Vertaling heeft het over “verbazing”. Het woord heeft als eigenlijke bedoeling aan te geven dat iemand uit zijn normale doen is. Het gaat om zo’n moment dat je even jezelf niet meer lijkt te zijn; als iets je zo aangrijpt dat je je vertrouwde wortels als het ware verlaat, en je je gebruikelijke manier van doen even lijkt te vergeten.

Jezus raakt ontsteld, buiten zijn doen. Van angst nog wel. Als Jezus naar zijn komende lijden vooruit kijkt, wordt Hij gegrepen door angst. De angst weet Hem zo te vangen, dat het Hem diep in zijn ziel aangrijpt. Het brengt Hem bijna tot wankelen. Als het grote lijden zo dicht bij komt, smeekt Jezus zijn vader, of dit lijden, deze beker, niet aan Hem voorbij kan gaan. Als onze zonden op Jezus afkomen, en Hem als de dood omringen, raakt Jezus ontsteld en bidt Hij tot God.

Kunt u zich voorstellen hoe onze zonde en ons lijden, onze Heer ontstellen zouden? Kan onze zonde en ons lijden werkelijk zo diep doordringen tot het hart van onze heiland, dat Hij uit zijn doen zou zijn? Zou het zijn ziel tot wankelen kunnen brengen?

In deze lijdenstijd bezinnen wij ons op het lijden van Jezus, en daarmee op ons eigen lijden en op onze eigen zonde. Als wij ons eigen lijden, of dat van de mensen die ons dierbaar zijn, onder ogen durven te zien, raken wij soms zelf ook ontsteld. Als wij het lijden in de wereld ook maar een kleine kans geven om tot ons hart door te dringen, voelen wij een pijn, die ons zo kan raken, dat wij onze rustige en veilige haven lijken te verlaten. Niets lijkt meer bij het oude te kunnen blijven.

Ook onze heiland raakt ontsteld. Niet om het in de ogen kijken van zijn eigen lijden of zijn eigen zonde, maar juist om het in de ogen kijken van het lijden van de hele wereld. Als onze persoonlijke pijn een kleine bittere druppel is, dan is de beker die onze heiland drinkt gevuld met al die druppels van de wereld. Zijn ziel, opengesteld voor ons lijden en onze zonde, raakt zeer bedroefd, tot stervens toe.

Zo moeten ook wij ons in deze lijdenstijd richten op het lijden en de zonde, zoals onze Heiland ons is voorgegaan. Maar we moeten daarbij nooit vergeten, dat onze heiland ons al is voorgegaan.  Het lijden en de zonde, ja, zelfs de dood heeft Hij al onder ogen gezien, en ondanks zijn ontsteltenis en angst heeft Hij onze bittere beker tot de laatste druppel opgedronken. En daardoor ons de overwinning gegeven. Daardoor mogen wij ons getroost weten in onze ontsteltenis.

Als de vrouwen vroeg in de morgen het graf van Jezus bezoeken, vinden zij de steen weggerold. In het graf zien zij een jongeling zitten, gekleed in een wit gewaad. Ontsteltenis grijpt hen aan als ze zien dat Jezus niet meer in het graf ligt, en ze alleen deze jongeling zien zitten. Maar hun ontsteltenis is niet meer nodig, nu dat onze Heer is opgestaan. Zoals de jongeling dan in Marcus 16:6 zegt: “Weest niet ontsteld. Jezus zoekt gij, de Nazarener, de gekruisigde. Hij is opgewekt, Hij is hier niet; zie de plaats, waar zij Hem gelegd hadden.” Zo mogen ook wij deze zin horen als wij in deze lijdenstijd ontsteld raken als wij ons lijden en onze zonde in de ogen zien.

Related Media
See more
Related Sermons
See more