Jesaja 49 - Ik heb je in mijn handpalm gegrift

Sermon  •  Submitted
0 ratings
· 261 views
Notes
Transcript

Ik heb je in mijn handpalm gegrift

Jesaja 49: 16

 

Gemeente van onze Here Jezus Christus. “Ik heb je in mijn handpalm gegrift” zegt de Here God tegen Sion. Sion is een metafoor voor zowel Jeruzalem als voor het volk Israël. In termen van het moederschap spreekt God Israël aan op de klacht dat Hij zijn volk verlaten en vergeten zou hebben. Een klacht die ontstond tijdens de Ballingschap in Babel.

God had toegelaten dat het rijk van de 10 stammen en het rijk van Juda in Ballingschap gevoerd werden. De oorzaak was dat het volk Hem niet wilde gehoorzamen. In plaats dat zij God dienden, zochten zij de afgoderij. Na een aantal jaren van Ballingschap begonnen zij te klagen dat God hen had verlaten en vergeten.

Ik kom dat in het pastoraat ook vaak tegen. Mensen die klagen: “hoe heeft God mij/ ons dit aan kunnen doen.” Belangrijk is dan de vraag: hoe weet je dat dit onheil van God komt, wanneer je God niet gezocht hebt. Wie heeft overigens, wie verlaten? Gods antwoord zal zijn: “Ik heb je in mijn handpalm gegrift, Ik heb je niet verlaten en Ik ben je niet vergeten.”

Hoe zit dat dan later na de verwoesting van Jeruzalem? Heeft God Israël toen verlaten en hen God daarna vergeten? In Romeinen 11 zegt Paulus: volstrekt niet. Even verder stelt hij dat heel Israël gered zal worden, namelijk wanneer alle heidenen zijn toegetreden tot het Verbond in Christus. God heeft het volk Israël in zijn handpalmen gegrift en allen die in Zijn Zoon geloven als hun Verlosser en Heiland.

In 1948 toen Israël hersteld werd liet God zijn liefde voor dit volk blijken. Eeuwen hebben mensen met een christelijke achtergrond onheil over zijn volk gebracht door vervolgingen. In WO II is dit onheil uitgegroeid tot een plan van totale vernietiging. Gelijk aan homo’s, zigeuners en vele anderen pasten de Joden niet in de ideologie van Nazi-Duitsland.  

God had hen niet verlaten en niet vergeten. Het waren de mensen die het hen aandeden.

Tijdens de Exodus naar Palestina waren het de Britten die deze terugkeer op allerlei manieren probeerden te verhinderen. De toenmalige politiek heeft voor de problemen van vandaag gezorgd. Anderzijds moet de politiek van Israël en van de Palestijnen van vandaag God een gruwel zijn. Zijn Zoon leerde immers dat wij onze vijanden moeten liefhebben. Er komen mensen om het leven door haat.

Het is de mens die Gods liefdewerk saboteert. Dat geldt op politiek terrein, dat geldt binnen de kerken en dat geldt in onze gezinnen. Daar waar Gods liefdegebod buiten werking gesteld wordt door mensen kan God zijn werk niet doen en zijn zegen niet geven.

Het teken dat God Israël en alle andere schepselen liefheeft is de zending van Zijn Zoon in Jezus Christus. Dat was het uur van Gods genade waar de profeet over profeteerde. Zoals Zijn volk werd veracht werd ook Hij veracht en verafschuwd.

Onze premier riep deze week op tot positivisme. Natuurlijk moeten we positief blijven we hebben immers een geweldige boodschap voor alle mensen. Toch zien we hoe de boodschap van God en van Jezus Christus naar de marge gedreven worden. Velen nemen Gods Woord nog amper serieus. Gods Verbond zegt nog maar weinigen iets. Het is als in de dagen van de koningen van Israël en Juda. Velen volgen hun eigen goden, ook binnen de kerken. We zijn zo individualistisch dat velen hun eigen God en geloof maken.

Kunnen we die negatieve spiraal doorbreken? Ja! Niet omdat een premier oproep tot positivisme, maar omdat wij in Gods handpalmen gegrift staan. Wanneer je dat gelooft dan heb je een positieve boodschap voor de wereld. Dan heb je een boodschap van verlossing en van heil. Dan kun je aan de mensen vertellen dat ze belangrijk zijn in Gods ogen. Dat betekent echter wel dat niet alleen ik en u belangrijk zijn in Gods ogen, maar dat alle mensen (ook uw broeder en zuster uit een andere gemeente) belangrijk zijn voor God. Wie gelooft dat God hem of haar belangrijk vindt moet vooral bedenken dat God die ander ook belangrijk vindt en van u verwacht dat u dat ook doet. Dan wordt geloven geen individualistische zaak maar een gemeenschappelijke. Dan staan persoonlijke belangen niet meer voorop maar het belang van de ander en van het collectief.

Ik weet dat er veel ouders zijn die denken: wat is er misgegaan in de opvoeding. Waarom gaan mijn kinderen niet meer naar de kerk. Zij zijn toch ook in Gods handpalmen gegrift? Ik heb ook geen antwoord op de vraag waar het is misgegaan. Wel vraag ik mij af of wij niet meer positieve aandacht aan onze kinderen en jongeren moeten geven om te voorkomen dat ook zij uit beeld verdwijnen. Zij zijn voor God belangrijk, Hij heeft ze in zijn handpalmen gegrift. Dan zijn wij geroepen om hen op een positieve manier te helpen om te geloven. Misschien zet het volgende verhaal ons op het goede spoor:

Er was eens een klooster dat in verval was geraakt. In het verleden was het een geestelijk centrum geweest waar toegewijde monniken leefden en werkten en grote invloed hadden op de omgeving. Nu woonden er nog vijf monniken, die allemaal ouder waren dan 70 jaar. Het was een sterfhuis.

Een eindje verderop woonde een zonderlinge man. De één zei: het is “een evangelist”, de ander zei: “een kluizenaar”.

Toen de monniken weer eens piekerden over de toekomst, besloten ze een bezoek te brengen aan de kluizenaar. Bij hun aankomst heette de man de vijf monniken hartelijk welkom. Maar toen ze het doel van hun bezoek uitlegden kon hij alleen met zijn hoofd schudden. “Ik begrijp het”, zei de kluizenaar,”maar de geest is uit de mensen. Ze zijn druk met andere dingen”. “Kun je ons niets vertellen”, vroeg de abt,”dat ons kan helpen het klooster te redden”? “Nee, het spijt me”, zei de kluizenaar,”ik weet niet hoe uw klooster kan worden gered. Het enige dat ik kan zeggen is dat één van u een apostel van God is”.

De monniken waren teleurgesteld en verward door de cryptische omschrijving van de kluizenaar. Ze gingen terug en piekerden over de betekenis van het antwoord:”Een van u is een apostel van God”.

        Ging het om één van ons vijven? Dat was toch een onmogelijkheid? Allemaal waren ze oud en onbetekenend. Maar………….stel dat het waar was? En één overwoog wat anderen dachten: zal hij onze abt bedoelen. Hij is al een generatie lang onze leider!! Aan de andere kant………broeder Thomas is een geestelijke man. Hij is wijs en heeft inzicht! Hij zal wel niet broeder Wilfred bedoeld hebben! Die is vaak zo knorrig en er is zo moeilijk mee te praten. Maar ja, als hij iets zegt heeft hij het wel bij het rechte eind. Misschien bedoelde de kluizenaar toch broeder Wilfred. Maar het kan zeker niet broeder Filip zijn. Die is passief, verlegen – echt een niemand. Maar ja, hij is er wel als je hem nodig hebt, hij is betrouwbaar en loyaal. Ja, hij zal Filip bedoelen………..

Maar hij zal zeker mij niet bedoelen. Ik ben zo gewoon. Maar stel dat het toch zo was? Stel dat ik een apostel van God ben? O God, ik niet! Ik kan niet zoveel voor U betekenen, of toch?

Hoe langer ze nadachten over het woord van de kluizenaar, hoe meer ze elkaar met respect behandelden, beducht voor het feit dat één van hen een apostel van God kon zijn.

En met de buitenkans dat iemand zélf  de apostel kon zijn, begon elke monnik ook zichzelf voor God serieus te nemen.

Omdat het klooster in een prachtig bos lag, kwamen er veel mensen om te picknicken en te wandelen; soms gingen ze de kapel binnen om te mediteren. En zonder dat ze het merkten, proefden ze de sfeer van respect. De vijf monniken straalden iets uit, iets aantrekkelijks, iets onweerstaanbaars. Ze vonden het niet vreemd om vrienden mee te nemen naar het klooster, die vrienden brachten ook weer vrienden mee.

En toen er meer bezoekers kwamen, gebeurde het dat jongeren met de oude monniken praatten. En één vroeg of hij er bij mocht komen, en nog één en nog één…….

En na een paar jaar werd het klooster weer een geestelijk centrum met grote invloed op de omgeving.

U bent een ieder geroepen om God te dienen. Bent u die apostel?

Amen.

Related Media
See more
Related Sermons
See more