Matt 18 - WIE IS HIJ
WIE IS HIJ?
Publius Lentulus, schreef het volgende aan de Senaat in Rome: “In deze dagen verscheen een man Jezus Christus. Door veel buitenlanders geaccepteerd als profeet der waarheid, maar zijn discipelen noemen hem ‘de zoon van God’. Hij wekte doden op, heelde allerlei zieken.” Daarna beschreef hij hoe Jezus er uitzag en hoe hij als mens was.[1]
Vandaag staan we aan het begin van de lijdensweek. Witte Donderdag en Goede Vrijdag horen we hoe Jezus geleden heeft en aan het kruis is gestorven is. Op Stille Zaterdag staan we stil bij zijn ‘begraven zijn’ en Paasmorgen klinkt de jubelzang ‘Hij is waarlijk opgestaan’.
Vandaag lazen we hoe Jezus met veel lofprijzing wordt binnengehaald. Degenen die hem in Jeruzalem binnenhaalden met de huldeblijken aan een koning waren zijn discipelen, de menigte pelgrims en talloze andere mensen. Wisten zij wie deze man was, die op een ezel reed? Het lijkt er op. De massa uit Jeruzalem wist het niet: wie is die man?
Jezus had zelf tegenover zijn discipelen uit de profeten Jesaja[2] en Zacharia[3] geciteerd. Jesaja die sprak van de redder die zou komen terwijl Zacharia van de komende koning sprak. Beiden bedoelden daarmee volgens de Rabbijnen dat de Messias zou komen aan het einde der tijden. De Messias-koning die zou rijden op een ezelsveulen. Volgens de geschriften van de Rabbijnen is de Messias de ‘zoon van David.’ Eén van de Rabbijnen schreef dat wanneer Israël voldoende verdiensten had de Zoon van David zou komen met de wolken maar als Israël geen verdiensten had dan zou hij komen arm en op een ezel rijdend.
Een gedachte die ik bij de rabbijnen tegenkwam wil ik u niet onthouden: wanneer je over een ezel droomt dan mag je op het Messiaanse heil hopen.
Met wat de Rabbijnen geschreven hebben, meen ik dat de mensen in de tijd van Jezus op z’n minst een idee hadden over de binnenkomst van de Messiaanse Koning.
Toen Jezus plaats nam op het ezelsjong nadat hij uit de profeten geciteerd had, was het voor zijn discipelen duidelijk: Jezus nam de Messiaanse taak op zich. Hij zou het volk bevrijden. Hij was de redder, de koning van Israël.
Ze beginnen te roepen en te juichen. Het is één groot feest. Ze bereiden hem een koninklijke intocht. Het wordt een tocht waarin allerlei nationalistische en politieke verwachtingen verweven waren.
Om te beginnen riepen zij dat degene die op de ezel reed: de Zoon van David was.
Ze bewezen hem de eer van een koning. Hun mantels hadden ze voor zijn rijdier gelegd. De mensen trokken takken van de bomen om op de grond te leggen. Zij geloofden dat de berijder van de ezel de Messiaanse belofte in vervulling zou doen gaan.
Matteüs legt sterke nadruk op de gedachte dat Jezus ‘de zoon van David’ is. Deze titel komt zo’n tien keer voor in het Evangelie. Hiermee drukt de evangelist uit dat Jezus de verwachte Messias, de Christus is.
Elke generatie wordt voor de vraag naar Jezus gesteld. De vraag naar zijn identiteit en betekenis: wie zegt gij, dat ik ben? Petrus beantwoorde indertijd de vraag namens zijn medediscipelen: Gij zijt de Christus. Er is geen persoon in de geschiedenis waar zoveel over te doen is als over Jezus van Nazareth. Voor relevante informatie over hem zijn we afhankelijk van de evangeliën.
Wanneer we Matteüs lezen dan ontdekken we dat Jezus de Messias was, de langverwachte afstammeling van David. Hij zou een nieuw tijdperk voor Israël inluiden.
Op buitengewone wijze schilderen de evangelisten ons een portret van Jezus als de Christus. Als de koning van Israël, de Knecht des Heren, de vriend van zondaren en het vleesgeworden Woord van God. De evangeliën geven een verzameling van herinneringen en interpretaties die door veel mensen als authentiek worden ervaren. In dat beeld ontstaat het geloof in Jezus als Heer en Heiland. Bij de discipelen groeide het geloof van Leraar naar de belijdenis dat Jezus de gezonden Messias is. De lijst van het geslacht van Jezus sluit af met ‘de Christus’. Zoals ook de geschiedenis van Israël verdeelt in drie stages afsluit met ‘de Christus’. De wijzen uit het oosten vragen naar ‘de geboren koning der joden’ waarop Herodes vraagt naar de plaats waar ‘de Christus’ geboren zal worden.
Petrus stelt: ‘gij zijt de Christus, de zoon van de levende God’. De Hogepriester vraagt naar Jezus identiteit: zijt gij de Christus, de Zoon van God? Jezus antwoordt daar positief op. Zo ook wanneer Pilatus vraagt of hij: zijt gij Jezus, die de Christus genoemd wordt.
Het antwoordt in het Evangelie naar Matteüs is duidelijk wanneer het gaat over de identiteit van Jezus: hij is de Christus (het Grieks voor Messias), de Zoon van David, de Zoon van de levende God. Deze overtuiging wordt bevestigd door de andere evangeliën. Zij bevestigen de ervaring dat deze eerste gelovigen Jezus hebben ervaren als de unieke en authentieke bron van hun godsbeleving. Zij roepen ons op om te delen in de nieuwe levenswijze die door zijn dood en opstanding mogelijk is. De evangelisten verkondigen dat Jezus meer is dan een Rabbi die leerlingen heeft. Zij doen dat op grond van de profetieën uit het OT.
Met zijn belijdenis “gij zijt de Christus, de zoon van de levende God”, sluit Petrus aan bij de Messiaanse verwachtingen. Met de titel ‘Christus’ stellen de evangelisten dat Jezus ‘de Gezalfde’ is. Een term die de betekenis had gekregen van ‘de redder uit het geslacht van David’. De betekenis was nationalistisch: hij zou de glorie van Israël uit de tijd van David weer herstellen. Echter Jezus beantwoordt niet aan die verwachting. In tegendeel! Hij richt zich kritisch tot zijn eigen volk. Na de intocht lezen we hoe hij de kooplui uit de tempel wegjaagt. Pas wanneer er geen gevaar meer is voor politieke akties, bevestigt Jezus dat hij de Messias is. Hij is geen verlosser in politieke zin. Hij is de lijdende knecht van de Heer. Hij is de Zoon van God, niet zoals alle mensen één zoon van God. Zijn relatie met God is een bijzondere!
Lag dat allemaal verborgen in die uitroep: Hossana, voor de Zoon van David, Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer, Hosanna in de hemel? Waarschijnlijk heeft de massa het op dat moment niet begrepen. De mensen die toen vroegen “wie is die man” kregen als antwoord: Jezus de profeet uit Nazaret in Galilea. Deze identificatie sluit ook weer aan bij een andere Messiaanse verwachting. Immers ook Mozes sprak over ‘de profeet’ die zou komen en het volk weer naar God terug zou brengen.
Een en ander is duidelijker geworden na de opstanding op die eerste Paasdag en na Pinksteren toen de Heilige Geest op de mensen neerdaalde. Dat geloof is door de kracht van de Heilige Geest gegroeid. Amen
----
[1]Tan, P. L. (1996, c1979). Encyclopedia of 7700 illustrations : A treasury of illustrations, anecdotes, facts and quotations for pastors, teachers and Christian workers. Garland TX: Bible Communications.
[2] Jesaja 62:11- De HEER laat overal horen, tot aan de einden der aarde: ‘Verkondig aan vrouwe Sion: “Je redder komt! Zijn loon heeft hij bij zich, zijn beloning gaat voor hem uit.” ’
[3] Zacharia 9:9 - Juich, Sion, Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde! Je koning is in aantocht, bekleed met gerechtigheid en zege. Nederig komt hij aanrijden op een ezel, op een hengstveulen, het jong van een ezelin.