2 Kronieken 6
Votum/groet
Ps 122
Gebed
Ezra 6:1
Ps 20:1,2,4
Preek
Gebed
Collecte
LvK321
Lezing formulier
GZ 179b
Viering HA (form IV. GK p.755: tijdens de rondgang van brood en wijn speelt het orgel.Bv. ps 103. Na dankgebed gaan de avondmaalsgangers weer naar hun plaatsen)
Ps 136:21
Zegen
Votum
Onze hulp is in de naam van de Here. Die hemel en aarde gemaakt heeft. Amen.
Groet
Genade zij u. En vrede van God onze Vader en van de Heer Jezus Christus
Amen
Ps 122
Gebed
2 Kron 6
Ps 20:1,2,4
De tempel: Een huis van Gebed
Wanneer je 1 Kronieken 6 begint te lezen zou je eigenlijk je hart vast moeten houden. Want wat je hier ziet gebeuren voorspelt niet veel goeds. De dichte wolk die het hele tempelbedrijf in de mist legde is blijkbaar opgetrokken. God heeft op zijn manier laten zien dat Hij het huis dat Salomo gemaakt heeft aanvaard heeft. Als de plek om mensen te ontmoeten. God heeft laten zien hoe groot hij is. Even was er niets anders te zien dan Gods majesteit. En daar verstilde ieder menselijke activiteit bij. Hoe mooi, hoe indrukwekkend, hoe liturgisch en eerbiedig ook, waar God kwam moesten mensen alles neerleggen.
En nu is er weer zicht. En zie je iets waar je je hart voor vast moet houden. Want wat gebeurt hier? Waar alle priesterdienst aan de kant werd gezet door Gods wolk van Majesteit, daar zet nu de koning de priesters aan de kant. Hij gaat de leiding nemen over de eredienst. Als dat maar goed gaat. Want weet je nog van de keer dat dat eerder gebeurde? Dat de koning de leiding over de dienst aan God overnam? Je moet dan denken aan de eerste koning. Koning Saul. Die wordt in het nauw gedreven door een enorm leger Filistijnen. Volgens afspraak moet hij op Samuël wachten die een offerdienst zal leiden voordat Israël de strijd aan gaat. Maar Saul verspeelt zijn koningschap als hijzelf de dienst overneemt en niet op Samuël wacht met het brengen van een offer. En Saul verklaart: ‘Wat moest ik doen? Ik merkte dat mijn soldaten me in de steek begonnen te laten en u kwam niet op de afgesproken tijd. De Filistijnen liggen al bij Michmas 12 en ik dacht bij mezelf: Nu zullen de Filistijnen me hier in Gilgal aanvallen zonder dat ik de HEER mild heb gestemd. Toen heb ik het erop gewaagd en zelf het brandoffer opgedragen.’ Als Samuel dat hoort zegt hij: ‘Hoe hebt u zo dom kunnen doen?’ ‘Waarom hebt u zich niet gehouden aan het gebod dat de HEER, uw God, u heeft opgelegd? Dan had de HEER uw koningschap over Israël nu voor altijd bestendigd.14 Maar nu zal uw koningschap niet standhouden.
Gaat hier, als Salomo, het bronzen podium gaat betreden, en de priesters niet de leiding laat, nu hetzelfde gebeuren? Welke rol meet de koning zich nu aan? Wordt de tempel dan toch iets tot meerdere eer en glorie van de koning? Gaat hij nu als aannemer en uitvoerder van dit grote bouwproject het volk toespreken en applaus oogsten? Met huiver en ingehouden adem zou je hem het podium op moeten zien klimmen. Als dat maar goed gaat.
En gelukkig. Het gaat goed. De koning buigt neer. Hij gaat voor heel zijn volk door de knieën en heft zijn handen naar omhoog. Hij gaat voor in gebed. En geeft daarmee aan hoe God hier ontmoet wil worden. De tempel moet een huis van gebed zijn. Genade en gebed moeten elkaar hier gaan ontmoeten. En door de tempel een huis van gebed te maken maakt Salomo de tempel van de Heer zo anders dan al die andere tempels. Die er zijn bij de landen en volken rondom Israël.
Daar zijn de tempels de plek waar de deals met de goden worden gesloten. Het verkeer tussen mens en god bestaat daar uit: Mensen moeten de goden gunstig stemmen. Ompraten. Door offers te brengen en geschenken te geven. Als de goden op die manier gunstig gestemd worden dan doen ze wat terug voor de mensen. Omkopen is daar de manier waarop mensen met hun God om gaan. Als wij dit nou geven, wilt u dat dan doen? Voor wat hoort wat. Het sluipt zomaar in in het verkeer tussen God en mensen. En niemand is er ongevoelig voor. God, kijk eens wat ik voor u doe? Wilt u nou wat voor mij doen? En God, als ik nou serieuzer werk ga maken van geloven, zet u mijn leven dan weer op de rails? Ik doe toch zo mijn best, ik ga naar de kerk, lees mijn bijbel en ik bid. Zou ik nou ook iets van u mogen horen of zien of merken God?
Iets daarvan zien we ook terug in het nieuwe testament. Als Jezus in de tempel komt. Dan ziet hij dat alles daar meer door economie dan door liturgie beheerst wordt. Het draait daar om het juiste offer, het juiste geld. Kom je met je Romeinse munten dan moet je die eerst omwisselen. Want God wil geen heidens geld. En is dat gesjouw en gedoe met een offerdier je teveel dan kom je gewoon met een volle portemonnee naar de tempel. Dan heb je niet die rompslomp en koop je ter plekke je gegarandeerde offer. Met een minimum aan inspanning kun je zo toch aan je verplichtingen voldoen. Als Jezus dat allemaal ziet dan zegt hij: ‘Staat er niet geschreven: “Mijn huis moet voor alle volken een huis van gebed zijn”? Maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!’
In de tempel, zo laat Salomo zien, loopt het verkeer tussen God en mensen langs een andere weg. Met zijn optreden sluit Salomo aan bij de inrichting van de tempel. Want de twee symbolen die daar staan en waar het in de tempel om draait dat zijn de ark en het reukofferaltaar.
Buiten de tempel staat het grote brandofferaltaar. Daar wordt duidelijk: het is niet vanzelfsprekend dat mensen met God kunnen omgaan. Dat er verkeer is tussen God en mensen. Dat moet eerst mogelijk gemaakt worden boete voor zonde, betalen voor schuld. Dat grote altaar buiten maakt om het zo maar eens te zeggen het verkeer tussen God en mensen mogelijk. Maar dat verkeer vindt plaats in de tempel. Dat vertellen ark en reukofferaltaar.
De ark is de belofte van God: Ik zal met jullie meegaan. Ik zal je leven geven als je je aan mijn geboden houdt. Dat staat als een huis. Het reukofferaltaar staat voor het gebed van mensen. Dat moet steeds opnieuw brandend gehouden worden. Zo is in de tempel van de Heer het verkeer tussen God en mensen. God moet niet eerst gunstig gestemd worden. God is genadig. En hij geeft de weg voor verzoening. En om zijn genade wil Hij gebeden worden. God wil als het ware op kunnen snuiven dat de mensen alles van Hem verwachten. Redding bij Hem zoeken. Dat willen de ark en het reukofferaltaar in de tempel zeggen.
En dat is precies waar Salomo het volk hier in voor gaat. Hij weet: God u bent te groot om in de tempel te passen. Ik heb er jaren lang met duizenden mensen aan gewerkt. Ik heb er kapitalen aan uitgegeven. Maar ik weet: het is te klein voor u. Uw woonplaats is in de hemel. Maar laat er hier op aarde toch verkeer mogelijk zijn tussen u en ons. Laat dit een huis van gebed zijn. De plek waar u uw oor te luisteren legt.
En zoals de inrichting van de tempel laat zien hoe het verkeer tussen God en mensen gaat, zo is het gebed van Salomo ook een monument dat dat laat zien. En daarom gaan we eens kijken hoe de Koning hier bidt:
Hij doet dat met open ogen.
1) Hij kijkt omhoog (14-21)
2) Hij kijkt vooruit (22-31)
3) Hij kijkt om zich heen (31-35)
4) Hij kijkt naar binnen (36-40)
1) Salomo bidt met open ogen. Hij kijkt naar boven. Naar de Heer in de hemel. Daar haalt hij de moed de durf vandaan om te bidden. Daar vindt hij de reden. En die reden is deze: God heeft beloften gedaan. En hij heeft die beloften waargemaakt. Vs. 14: ‘HEER, God van Israël, er is geen god zoals u, noch in de hemel, noch op de aarde. U houdt u aan het verbond en blijft trouw aan uw dienaren die u met heel hun hart toegewijd zijn. 15 U hebt u gehouden aan wat u uw dienaar, mijn vader David, hebt beloofd. U hebt het niet bij woorden gelaten, maar u bent vandaag uw belofte daadwerkelijk nagekomen. Salomo laat zien dat hij begrijpt hoe dit megaproject van de tempel tot stand gekomen is. Alles is begonnen en gegaan op de belofte van God. En dat geeft Salomo de reden om God ook voor de toekomst te vragen. Omdat hij weet dat Gods belofte meer betekende dan de bouw van een tempel. Daarom vraag ik u, HEER, God van Israël, of u zich ook wilt blijven houden aan wat u uw dienaar, mijn vader David, hebt beloofd, namelijk dat u zijn nakomelingen de troon van Israël nooit zult ontzeggen, zolang wij tenminste op het rechte pad blijven door uw wetten in acht te nemen, zoals ook hij u toegewijd was. Zie je wat voor Salomo de grond is van zijn gebed? De belofte van God. En zo leren wij ook dat in het verkeer tussen God en ons alles begint met de belofte van God: Eerst is er: wat jullie dan in mijn naam vragen, dat zal ik doen, zodat door de Zoon de grootheid van de Vader zichtbaar wordt. Wanneer je iets in mijn naam vraagt, zal ik het doen. En dan is er ons vragen.
2) Salomo bidt met open ogen. Hij kijkt vooruit. Hij weet hoe het kan gaan in het leven. Er zijn allerlei situaties waar mensen niet uit kunnen geraken als daar Gods genade niet binnenbreekt. Mensen kunnen elkaar verschrikkelijke dingen aan doen. Vs. 22 Israel kan van alles overkomen, door eigen schuld vs. 24 en 26. Maat er zullen ook situaties zijn waarin minder duidelijk is waarom Israël iets overkomt. Vs 28. En Salomo’s gebed is: mag nou in al die situaties de tempel de plek zijn waar er weer verkeer en gesprek komt tussen u en het volk.
3) Salomo bidt met open ogen. Hij kijkt ook om zich heen. Over de grenzen van zijn rijk. Alsof hij begrijpt dat mensen van god zullen horen. En op deze plaats af zullen komen. Hij bidt of God ook naar hen zal willen luisteren. Zodat de roem van de naam van God over heel de aarde zal gaan. En wij zien God dit gebed verhoren. Tot eeuwen na deze tijd. Denk eens aan de Kamerheer uit Ethiopie. Hij was naar de tempel gekomen om te bidden. En God te zoeken. We begrijpen uit zijn doop dat hij God gevonden heeft.
4) Salomo bidt met open ogen. Hij kijkt ook naar binnen. Vs. 34. De konig weet: we zullen strijd moeten leveren. In de naam van de Heer vijanden moeten verslaan. Niet alleen op het slagveld. Maar misschien wel eerst en vooral in ons hart en leven. En ook daar in kunnen mensen niet droog staan, maar is het verkeer met God nodig.
Zo moest het gaan. De tempel moest een huis van gebed zijn. Niet de plek waar God gunstig gestemd moest worden. Maar de plek waar om Gods gunst gevraagd moest worden. Niemand zou tot God komen dan door de tempel. Zo was het door Salomo bedoeld. Zo was het door de koning gebeden. Zo zal het gaan tot de tempel in al zijn voegen gaat kraken. En de dienst aan God versteend en verstard tot vormendienst. Geen vrucht en nieuw leven meer oplevert. Dan is er meer nodig dan de tempel. Dan wordt het: Niemand kan tot de Vader komen dan door de Zoon.
Amen
Gebed:
Boven – beloften van trouw
Vooruit – verzoekingen en beproevingen
Omheen- Schooldag
Naarbinnen- strijd en zonde.
Collecte
LvK321
Lezing formulier
GZ 179b
Viering HA (form IV. GK p.755: tijdens de rondgang van brood en wijn speelt het orgel.Bv. ps 103. Na dankgebed gaan de avondmaalsgangers weer naar hun plaatsen)
Ps 136:21
Zegen
2kor 3:13