Naamloos Sermon
Sermon • Submitted
0 ratings
· 16 viewsNotes
Transcript
Orde van dienst
Voorz.: Psalm: 23 vers: 1
Votum en Groet
Zingen: Psalm: 34 vers: 4 en 5
Geloofsbelijdenis
Zingen: Psalm: 34 vers: 11
Schriftlezing: Psalm 34
Gebed + voorbeden
Zingen: Psalm: 127 vers: 1 en 2
Preek (tekst: H.C. zond. 50, vr.125)
Zingen: Psalm: 105 vers: 21 en 24
Dankgebed
Zingen: Geb. d. H: vers: 1 en 5
Zegenbede
----------------------------------------
Geef ons heden ons dagelijks brood
Geef ons heden ons dagelijks brood
1. een praktisch gebed
2. een omvattend gebed
3. een afhankelijk gebed
1. een praktisch gebed
1. een praktisch gebed
God voorop
God voorop
Het volmaakte gebed begint eerst met God. Gods Naam, Koninkrijk en wil staan voorop in dit gebed. Niet onze eigen belangen, maar Gods belangen komen het eerst aan de orde. Daarin weerspiegelt zich waar het in de godsdienst om gaat. Namelijk om het eren en vrezen van God. God moet de eerste plaats in ons leven innemen. Hierin zit iets corrigerends voor ons eigen gebedsleven. We kunnen immers zo egoïstisch bezig zijn. Ik heb daarop al verschillende keren gewezen.
Wijzelf niet vergeten
Wijzelf niet vergeten
Toch betekent dit niet, dat wijzelf vergeten worden. Bidden wil niet zeggen dat we helemaal niet aan onszelf mogen denken. In het Boeddhisme wordt ook gebeden. Maar voor een volgeling van Boeddha is het mooiste gebed, een gebed waarin je ophoudt iets te vragen. Bidden gaat dan over in mediteren. Je zinkt weg in je gedachten: al je begeren en willen houden dan op. Bidden is zo een zalig gevoel.
Zo wereldvreemd is het christelijke bidden gelukkig niet. Er zijn in het geestelijk leven ook momenten van aanbidding, waarin je niet zoveel te vragen hebt, maar God prijst om Zijn gaven. Maar dat is niet het enige echte bidden. Bidden is: gemeenschap zoeken met God en met Hem verkeren als een Vader met Zijn kind. En daarin heeft het vragen een eigen plaats.
Vragen voor onszelf
Vragen voor onszelf
We vragen aan God dingen die op Hemzelf betrekking hebben, maar we vragen ook dingen voor onszelf. We mogen de Heere zelf lastigvallen met de vragen van ons dagelijks brood. Ons dagelijks brood is voor Hem niet te gering. Daarom is lastig vallen ook een verkeerde uitdrukking. Welke vader vindt het lastig vallen, als zijn zoon hem om een boterham vraagt? Daarvoor is hij toch vader? En zou de Heere het dan wel zo ervaren?
Niet te min voor Jezus
Jezus Zelf heeft ons geleerd te bidden om zoiets gewoons als ons dagelijks brood. ‘t Was Hem ook niet te min, om Zich in Zijn aardse leven met deze dingen bezig te houden. We lezen immers hoe hij twee keer een grote groep mensen gespijzigd heeft, Eén keer waren het er vijfduizend, en één keer vierduizend. Hij stuurde deze mensen niet weg, zoals de discipelen voorstelden, maar Hij voorzag hen van voedsel zodat ze de thuisruis konden aanvaarden.
Geen geestelijk brood
Geen geestelijk brood
De broodvraag is Hem niet te min. Een enkele uitlegger schijnt vooral te willen denken willen geestelijke brood. Brood voor het hart dus, zoals Jezus van Zichzelf gezegd heeft, dat Hij het levende brood is. De bede zou zijn om geestelijke voeding.
Op zich is het een mooie gedachte om daaraan te denken. We doen er ook goed aan bij iedere maaltijd eraan te denken, dat niet alleen ons lichaam, maar ook onze ziel voedsel behoeft. Een heel bekend dankgebed heeft daarom de regels voed ook onze zielen met het ware brood des leven en versterk onze harten door uw genade...
Toch moeten we de bede allereerst gewoon laten slaan op onze dagelijkse voeding. Er zit wel een geestelijk aspect in, maar laten we vooreerst maar gewoon nuchter bekijken. We bidden om voedsel voor ons lichaam en niet alleen voor ons hart!
Merkwaardige volgorde
Merkwaardige volgorde
Terecht is erop gewezen, dat er een merkwaardige volgorde is in het bidden om persoonlijke dingen. Want de bede om ons brood gaat vóór de bede om de vergeving der zonden. Eerst bidden wij geef ons heden ons dagelijks brood en dan pas bidden wij en vergeef ons onze schulden en verlos ons van de boze. Deze volgorde is opmerkelijk. Eerst een stoffelijke weldaad en dan pas een geestelijke. Wat is daar de oorzaak van?
Praktisch
Praktisch
Ik wijs eerst op iets heel praktisch. We gaan even naar het zendingsterrein. Christelijk zendingswerk gaat altijd hand in hand met zorg voor ontwikkeling, scholing, gezondheid. Naast een zendingskerk verrijst altijd een schooltje, een ziekenhuisje. Zorg voor de ziel gaat altijd hand in hand met zorg voor het lichaam.
Daaruit spreekt dat de Heere ons lichaam én onze ziel belangrijk vindt. De Heere Jezus heeft op deze aarde ook niet alleen gepreekt. Hij heeft ook wonderen gaan. Doven het gehoor weer teruggegeven en blinden het gezicht.
Hij is een God van ziel en lichaam, van de buitenkant van ons leven en van de binnenkant. Beide zijn door Hem geschapen en beide zullen eens delen in Gods heerlijkheid, - en in Gods straf als we Hem verwerpen en ongehoorzaam blijven...
God zorgt voor onze ziel en ons lichaam. Het lichaam is niet iets minderwaardigs. Hij neemt ons lichamelijke zorgen volstrekt serieus.
Samenhang
Samenhang
Hangen ziel en lichaam trouwens niet sterk met elkaar samen? Het Leger des Heils staat een heel praktisch christendom voor. Eén van zijn lijfspreuken is een hongerige ziel heeft geen oren. Iemand die hongerig is, kan niet goed naar de christelijke boodschap luisteren. Zo iemand moet eerst eten. Dat is heel praktisch en het getuigt van veel werkelijkheidszin. Je kunt wel met een mooi verhaal aankomen, maar je moet ook concreet iets doen.
Als ik het Onze Vader bezie, dan bemerk ik ook dit heel praktische. De broodzorg is héél belangrijk. Dit laat natuurlijk onverlet, dat de Heere Jezus ook gezegd heeft: Werkt niet om de spijze die vergaat, maar om de spijze die blijft tot het eeuwige leven. Toen de Heere dat zei, ging het echter om mensen die alléén aan eten en drinken dachten en de belangen van hun ziel verwaarloosden. Tegen hen treedt de Heere scherp op. Nu gaat het evenwel om iets anders. Namelijk, dat je het geestelijke niet mag loskoppelen van het lichamelijke. De bijbel leert geen over-geestelijkheid.
Voorwaarde voor eerste drie beden
Voorwaarde voor eerste drie beden
Geef ons heden ons dagelijks brood: die bede voorop. Hoe zou ik - en zo kan ik de zaak ook benaderen - zonder die bede kunnen bidden Uw koninkrijk kome, Uw Naam worde geheiligd en Uw wil geschiede? Dat zijn immers heel praktische beden. We vragen daarbij dat we zelf ook ingeschakeld worden. Dat Gods wil - ik denk aan de preek van afgelopen zondag - ook zelf door ons gebeuren mag. Hoe kan ik Gods wil doen, als ik daarvoor niet door voedsel de krachten krijg. We mogen ook bidden om brood en zo om nieuwe krachten, opdat we ons mogen inzetten voor Gods koninkrijk, Opdat we onze krachten mogen besteden tot Uw dienst en tot eer en verheerlijking van Uw heilige Naam mogen leven, zo bidden we immers.
Aanmatigend?
Aanmatigend?
Er zit nog iets bijzonders in deze bede. Is het niet een beetje aanmatigend om te bidden Geef? In Spreuken (30: 15) staat dat de bloedzuiger twee dochters heeft. Een bloedzuiger is een venijnig beestje dat het bloed uit je lichaam weghaalt. Welnu, deze bloedzuiger heeft twee dochter. De naam van de éne heeft Geef, terwijl ook de andere naar die naam luistert. Geef! Geef!
Op deze beeldende manier wil de Spreukendichter aangeven dat er onder de mensen heel wat geëist wordt: geef! Geef! Een kind wil net hebben wat een ander kind heeft. Een volwassene wil net zo’n mooie auto als z’n buurman, een machtig land slaat een begerig oog op de rijke grondstoffen van zijn zwakkere buurman en begint een oorlog. Geef! Geef! Dat is de doorwerking van het zondegif.
Vader en kind
Vader en kind
Is het nu in dit gebed ook zo? Dat is onmogelijk. Hoe zou Jezus het zó Zijn discipelen hebben kunnen voorbidden. Hier is geen eigen-baasje dat een hoge borst op zet, maar een kind dat vrijmoedig tot de Vader durft naderen.
Iemand die eerst bidt om Gods naam, koninkrijk en wil, hoeft niet bang te wezen dat hij wordt afgewezen. Net zoals een kind dat zijn vader uit liefde dient, niet hoef te vrezen dat hij niet goed verzorgd wordt en dat zijn vader niet alles doet om het hem - uiteraard binnen de grenzen - naar z’n zin te maken. Hier staat geen eigenmachtig mens voor God, maar een kind!
Ons brood: rentmeester
Ons brood: rentmeester
De bidder spreekt van ons brood. Ook daarin mogen we niets aanmatigends horen. De Heere zegt in Zijn Woord Mij is het zilver en het goud. En Mij is het vee op duizend bergen! lles is door Hem geschapen en daarom blijft alles Gods eigendom. De Heere geeft echter aan ons dingen in bruikleen. We krijgen ze om er verantwoord mee om te gaan. We hebben onze gezondheid, onze talenten, ons geld gekregen om die op een goede manier te besteden. Daarover zal de Heere ons eenmaal rekenschap vragen.
Ons rentmeesterschap geeft ons een zeker eigendomsrecht. We hebben de dingen van God ontvangen om ze goed te beheren. In die zin mogen we spreken over ons goed. Het is van ons, omdat God het ons gegeven heeft. Zo mogen we ook spreken over ons brood. God geeft ons dat brood. In dat woord ons zit dus niet iets aanmatigends, maar juist iets afhankelijks.
Zelf werken
Zelf werken
We mogen ook spreken over ons brood in de zin dat we er zelf voor moeten werken. De Heere God maakt geen luie mensen. De Israëlieten kregen in de woestijn dagelijks het manna uit de hemel. Je moest echter wel uitgaan om dat manna ook op te rapen. En als je het opgeraapt had, moest je het nog wel bereiden voor je het kon eten.
God maakt nooit luie mensen. Hij wil dat we ons best doen. Wie niet werkt, zal ook niet eten, staat er in de Bijbel. Een ieder moet zijn eigen brood eten, zegt Paulus in 2 Thess. 3: 12. Dat wil zeggen: het brood waarvoor hij zelf gewerkt heeft. Waarvoor hij z’n best gedaan heeft. Daarom mogen we ook zeggen ons brood.
En als je ziek bent?
En als je ziek bent?
Uiteraard wil dit niet zeggen, dat iemand die ziek is en niet meer kan werken, dit gebed niet meer kan bidden. Dat zou dwaasheid zijn. Gelukkig zijn er in ons land goede wetten, waardoor iemand die werkeloos is of arbeidsongeschikt toch een redelijk goed bestaan heeft. We mogen van die mogelijkheden dankbaar gebruik maken.
Misbruik - maar dat spreekt voor zicht - is verboden. Wie onterecht van allerlei wetten gebruikt maakt, wie niet zijn best doen om, als hij de gezondheid heeft, z’n eigen brood te eten, is lui, en zondigt.
Dagelijks
Dagelijks
Nog een paar dingen vallen op in dit gebed. Het is een bede om het dagelijks brood. We bidden niet voor een jaar tegelijk. Wat zouden we moeten doen met voedsel voor een jaar. We hebben elke dag nodig.
Iedere dag moesten de Israëlieten weer opgaan om manna te verzamelen. Behalve op sabbat. Dan moesten ze rusten. Maar dan hadden ze nog voldoende te eten, want de dag ervoor was er dubbel gevallen.
Iedere dag opnieuw leven uit Gods zorgende hand. Iedere dag z’n eigen portie. Je hoefde ook niet dubbel te verzamelen, meer dan een dagmaat, want alles wat je overhield, was de volgende dag al bedorven. lleen wat je als gezin voor die dag nodig had, mocht je bijeenrapen.
Geef ons heden - iedere dag schrijft Lucas - ons dagelijks brood.
Over het woord brood hebben we nog niet zoveel gezegd (en ook niet over het woordje ons). Dat moeten we nog wat uitdiepen. We denken daarover na in de tweede gedachte.
2. een omvattend gebed
2. een omvattend gebed
Symbool
Symbool
Onze catechismus geeft het woordje brood weer als alle nooddruft van het lichaam. We hebben dus aan meer te denken dan alleen brood. Brood staat symbool voor alles wat we nodig hebben. (Dat betekent het woordje nooddruft.)
Dat zit ook al een beetje in het woord brood zelf. Wie bidt om brood, bidt indirect - zo schrijft iemand - ook om graan, waaruit het brood gemaakt wordt. Die bidt om krachten om het graan te oogsten en te vermalen tot meel. Pas na een lange weg wordt graan tot brood. We hebben dus veel meer nodig dan alleen brood.
Brood is een symbool van de onderhouding van het dagelijkse leven. ls de Heere zegt een mens zal bij brood alleen niet eten, dan bedoelt hij daarmee: een mens zal niet alleen van het aardse leven. ls je niet hoger opziet en luistert naar wat God zegt, dan ben je doodarm. Brood gebruikt de Heere als aanduiding voor al wat de aarde ons geeft.
Zo spreken wij ook wel van de broodvraag daarmee bedoelen we de vraag naar het dagelijks voedsel. Niet alleen letterlijk brood, maar ook allerlei andere voedingsmiddelen.
Nooddruft
Nooddruft
Wat hebben we zoals nodig? Naast voedsel en drank, kleding, huisvesting, frisse lucht, af en toe ontspanning van ons werk. We hebben ook medicijnen nodig als we ziek zijn.
Er zijn bepaalde basisbehoeften. Maar daarnaast heeft iedereen zo zijn eigen behoeften. Wat onze nooddruft is, kan ook van persoon tot persoon verschillen.
Zo heeft de koningin meer nodig dan een gewone burgerman of - vrouw. De koningin moet zich kunnen kleden en bewegen overeenkomstig haar status. De positie die iemand heeft, kan bepaalde verplichtingen met zich brengen. We kunnen het woordje nooddruft we niet heel rechtlijnig invullen.
Een baas van een fabriek heeft andere dingen nodig dan een werknemer. Hij mag om die andere dingen ook in het gebed gaan en de Heere zijn nood en behoeften voorleggen.
Uiteraard gaat het er wel om dat we voor onszelf wel goed inzien wat onze nooddruft is. Dit gebod is geen aansporing om allerlei luxe en extra’s van God te begeren. We mogen echter - met inachtneming van matigheid en zuinigheid - om dingen vragen, die we niet missen kunnen.
Geen egoïsme
Geen egoïsme
Bidden is heilig werk. Het echte gebed kan daarom nooit egoïstisch zijn. Wie bidt brengt z’n eigen noden voor Gods aangezicht. In het stille gebed leggen we de geheimste dingen voor de Heere neer. Toch blijft een gebed niet bij de eigen persoon steken. We betrekken in onze noden ook anderen. Misschien doen we dat niet in elk gebed, maar ‘t is toch niet zo dat we steeds maar bij onszelf blijven.
Zo heeft Jezus dat Zijn discipelen ook niet geleerd. Wie bidt zegt niet Geef mij heden mijn dagelijks brood, maar hij bidt het in het meervoud. Geef ons.
Wie is ons?
Wie is ons?
Dit gebed is een gebed aan de kerk gegeven. Dus ik denk dat die ons allereerst betrekking heeft op de kerk. De christenen vormen in dit gebed een eenheid.
Toch mogen we de lijnen ook anders trekken. ls wij dit gebed zelf bidden, dan denken we uiteraard eerst aan ons eigen gezin. Een kind denkt aan z’n vader of moeder en broertjes of zusjes, een man aan z’n vrouw, een vrouw aan haar man, of aan de kinderen. En zo heeft iedereen mensen aan wie hij in het gebed denkt.
We mogen de kring ook breder trekken: de mensen die wij kennen. De mensen van de kerk, de collega’s op het werk, de leraren op school. Voor wie zouden we niet bidden? Laten we ook die man niet vergeten die ons het soms zo moeilijk maakt. Wie voor een ander bidt, kan ook meer van iemand hebben...
Kosovo
Kosovo
Maar nog breder kunnen we de kring trekken. Geef ons heden ons dagelijks brood, daarbij denken we ook aan de vluchtelingen in Kosovo, die opgejaagd worden door de Serviërs. Ze hebben huis en haar moeten verlaten. Mannen worden soms weggehaald - zullen zij ze nog ooit terugzien? an het allernodigste hebben ze soms gebrek. Laten we ook voor hen bidden. Om hun dagelijks brood.
En dan beseffen we wel, dat bidden en werken bijeen hoort. Wie voor deze mensen bidt, moet ook zelf zijn hand uitsteken. Wij kunnen niet persoonlijk helpen, maar we kunnen onze gaven wel geven aan goede instanties die daar hulp mogen geven.
Zuivering van verhoudingen
Geef ons heden ons dagelijks brood, dit bidden zuivert oneerlijke verhoudingen. Wie als knecht dit bidt en daarbij zijn baas betrekt - geef ons, hij zowel als ik ons dagelijks brood - zal bij z’n werkgever niet de kantjes eraf lopen. Wie dit als baas bidt, zal z’n werknemers geen karig loon betalen. (Wat natuurlijk niet wil zeggen, dat hij ze zal óver-betalen, want dat is ook niet nodig.)
God erkennen
God erkennen
Ook dit vierde gebod is voluit Godsdienst. Wie zo bidt erkent God als de Gever van alle gaven. Dat zegt ook de catechismus. Wil ons met alle nooddruft van het lichaam verzorgen, opdat wij daardoor erkennen, dat Gij de enige oorsprong van alle goed zijt.
Gods gaven hebben een doel. De Heere wil dat wij in en met deze gaven Hem eer bewijzen. In het paradijs gaf de Heere ons een prachtige tuin, opdat wij als dankbare kinderen de Heere zouden eren door dankbaar te leven uit Zijn hand en in liefde aan Hem verbonden te zijn.
Het is in het paradijs helemaal misgelopen. De zondeval heeft de kinderlijke verhouding wreed verstoord. Toch laat de Heere ons niet los. Hij wil die verhouding herstellen. Daarom roept Hij ons.
Gods gaven: roepstemmen
De gaven die de Heere ons geeft zijn ook roepstemmen. Ze roepen ons toe dat de Heere geen lust heeft in onze dood. De goedertierenheden van de Heere willen ons tot bekering leiden. Hebben wij zo Zijn gaven al leren zien? De gaven van de Heere zijn een prediking dat we alleen van de Heere alle goeds kunnen verwachten.
Misschien was u eens in het ziekenhuis en u bad de Heere om Zijn zegen. De operatie lukte. Is dat geen verhoring. Is dat geen aansporing om niet alleen je ziekte, maar je hele leven in Zijn handen te leggen.
Of er is een jongen die geslaagd is voor een examen, en hij had er de Heere om gebeden. Is dat geen aansporing om niet alleen hulp bij je examen, maar hulp bij alles van Hem te verwachten?
Gods gaven willen aan Hem verbinden. In Zijn gaven komt Zijn genade mee. Wat is het dan erg, als wij wel zijn gaven willen en niet Hemzelf. En is het niet zo van nature? Dat wij daarvoor bewaard werden, want anders zullen zijn gaven eens tegen ons getuigen, bovenal de gave van Zijn Woord!
Gebed bij de maaltijd
Gebed bij de maaltijd
De Heere wil erkend worden! Bidden is daarom een belijdenis. Je spreekt uit dat je het alleen van God verwacht. Daarom mag het gebed voor de maaltijd ook nooit ontbreken. Daarbij hoor vader voor te gaan in gebed. Of ook moeder. Daar hoort ook een stukje lezen bij.
‘t Is groot als het eindgebed ook niet altijd een formuliergebed is. Het kan heel moeilijk zijn om zelf te bidden, maar je moet het toch niet nalaten. Ik zeg niet dat je steeds een vrij gebed moet uitspreken. Maar het nooit te doen is zeker verkeerd! We mogen de Heere erkennen voor Zijn gaven, bijvoorbeeld ook als er iemand in de familiekring jarig is...
Bidden voor het eten. Dat is niet zo moeilijk als we alleen werken. Maar als je met z’n allen in een rumoerige kantine zit, kan dat best problemen geven. Ze zullen je maar uitlachen. Hoe moeilijk het ook is, we moeten toch maar voor onze principes uitkomen. En als we het niet durven, laten we in de eenzaamheid er God maar de kracht voor vragen en de vrijmoedigheid.
Gods zegen
Gods zegen
Bidden is immers belijden. Ervoor uitkomen dat God je eten en drinken gegeven heeft. Hem daarvoor erkennen. De afhankelijkheid van God die wij in het gebed belijden heeft ook nog een andere kant. Niet alleen erkennen we God als de Gever van alle goed, maar we belijden ook dat zonder Gods zegen Zijn gaven ons niet ten goede komen.
Zo zegt de catechismus het immers: noch onze zorg, noch onze arbeid, noch Gods gaven zullen zonder zijn zegen ten goede komen.
Gedijen
Gedijen
Wij zeggen wel eens gestolen goed gedijt niet. De jongens en meisjes weten wel wat dat betekent. ls je iets gestolen hebt, dan rust daar geen zegen op. Je hebt in het gestolene geen plezier of anderen pakken het af of zo. Het doet je geen nut. Je hebt er niets aan. ls God iets niet zegent, dan bereikt het z’n doel niet.
Dat is met alles in ons leven zo. In de Bijbel staat een mooie tekst. Namelijk in
Psalm 127vers 1 en 2:
Zo de HEERE het huis niet bouwt, te vergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zo de HEERE de stad niet bewaart, te vergeefs waakt de wachter. Het is te vergeefs, dat gijlieden vroeg opstaat, laat opblijft, eet brood der smarten; het is alzo, dat Hij het Zijn beminden als in den slaap geeft.
We hebben deze psalm berijmd vanavond gezongen.
Zo de Heere het huis niet bouwt... ls God Zelf ons niet helpt als we een huis bouwen, dan komt er niets van terecht. s God niet zelf de stad bewaart, dan waakt de wachter tevergeefs. Je kunt ploeteren en hard werken, maar als God je werkt niet zegent, dan bereik je niets.
Je kunt denken dat je zonder God je leven wel aankan, maar denk je zo het echte geluk te vinden? Misschien kan je zonder God ontzettend rijk worden, maar als je geen geluk hebt? ls je geen innerlijke vrede hebt? ls je een houvast mist? Je kunt zonder God niet gelukkig leven, en al helemaal niet zalig sterven.
Werkeloos en zorgeloos?
Werkeloos en zorgeloos?
Zonder God wordt zelfs voorspoed een vloek.
Moet een mens dan maar niet werken, zorgen en bezig zijn? ls aan Gods zegen alles gelegen is, valt er dan voor ons nog wat te doen? Zeker wel. Want de Heere schakelt ons in dit opzicht niet uit. We moeten ons uiterste best doen.
Wie niet werkt, zal niet eten.
Wie zijn best niet doet, zal geen goede cijfers behalen.
Wie lui op zijn bed blijft liggen en niet de handen uit de mouwen steekt, zal nooit een goede boterham verdienen.
Dat is duidelijk.
We worden in de Bijbel juist opgewekt tot ijver en zorg.
De spreukendichter stelt ons de mieren als voorbeeld.
AGa tot de mier, gij luiaard! zie haar wegen, en word wijs; Dewelke, geen overste, leider (ambtman) noch heerser hebbende, haar brood bereidt in den zomer, haar spijs vergadert in den oogst. Hoe lang zult gij, luiaard, nederliggen? Wanneer zult gij van uw slaap opstaan? Een weinig slapens, een weinig sluimerens, een weinig handvouwens, al nederliggende; Zo zal uw armoede [u] overkomen als een wandelaar, en uw gebrek als een gewapend man (Spr. 6: 6-11).
De mieren zorgen voor voedsel voor de winter, door ‘s zomers hard bezig te zijn. Zorgzaamheid en vlijt zijn geboden, als we ook maar steeds beseffen dat aan Gods zegen alles gelegen is.
Aan de ene kant is er de aansporing tot zorg
Aan de andere kant de oproep om niet bezorgd te zijn.
Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten, en wat gij drinken zult; noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleden zult; is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding? Aanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien, noch maaien, noch verzamelen in de schuren; en uw hemelse Vader voedt nochtans dezelve; gaat gij dezelve niet zeer veel te boven? Wie toch van u kan, met bezorgd te zijn, een el tot zijn lengte toedoen? En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? anmerkt de leliën des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet; En Ik zeg u, dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid, niet is bekleed geweest, gelijk een van deze. Indien nu God het gras des velds, dat heden is, en morgen in den oven geworpen wordt, alzo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, gij kleingelovigen?
Aan de ene kant nodige zorg en aan de andere kant heilige onbezorgdheid.
Dat is het christenleven. Dat brengt ons bij de laatste gedachte:
3. een afhankelijk gebed
3. een afhankelijk gebed
Veelheid en toch gebrek
Veelheid en toch gebrek
Het besef dat de dingen zonder Gods zegen vruchteloos, nutteloos zijn, maakt ons afhankelijk. Het maakt ons ook klein.
We kunnen een tafel vol met eten hebben, en er niets van op kunnen, omdat ons de eetlust ontbreekt. Wie een maagaandoening heeft - om het heel simpel te zeggen - zal de kostelijkste spijzen laten staan.
Wie depressief is, zal zich met het vrolijkste gezelschap in het mooiste restaurant niet vermaken.
‘t Is niet in de overvloed gelegen dat iemand leeft van zijn goederen, zei de Heere Jezus eens. En toen vertelde Hij de gelijkenis van de rijke dwaas. Het land van die man had rijk gedragen. Een grote opbrengst. Wat een zegen! Hij zou nog grotere schuren bouwen en als dat klaar was, zou hij rust nemen om het er eens lekker van te nemen. ‘t Mocht niet zo zijn. In die nacht eiste de Heere zijn ziel van hem op. En al wat hij aan goederen had, moest hij achterlaten.
De man had buiten God gerekend!
Ongelukkig en toch...
Ongelukkig en toch...
‘t Ligt niet in de goederen dat iemand echt gelukkig is.
Iemand kan zelfs in een rolstoel zitten en toch de vrede met God kennen.
Afgelopen vrijdag waren hier ongelukkige mensen, zoals wij ze noemen althans. Verstandelijk gehandicapten. Maar ‘k vond het onroerend te zien hoe blij die mensen zijn. Ze hebben misschien wel meer vreugde, dan mensen met dure Mercedessen en prachtige vila’s, van wie je de verveling en de onvoldaanheid soms van het gezicht af kunt lezen.
Dit besef maakt ons afhankelijk. Weinig met God is altijd nog beter dan veel zonder God.
Het weinige, dat de rechtvaardige heeft, is beter dan de overvloed veler goddelozen (Psalm 37:16). Zeker in het licht van onze eeuwige toekomst. Wat had die rijke man in de gelijkenis nu aan zijn goud? Hij had prachtig geleefd, maar de arme Lazarus dood laten gaan van de honger. Na het sterven werden echter de rollen drastisch omgekeerd.
Gods zorg (voorbeelden)
De bede om het dagelijkse brood maakt ons afhankelijk. Zonder Gods zegen, geen werkelijk geluk. Maar mét de Heere, ware vreugde!
Wat zorgt de Heere goed voor zijn kinderen.
De weduwe van Zarfath, die Elia als een man Gods bij zich in huis nam, werd door een wonder in het leven gehouden. Het meel in de kruik en de olie in de kan raakten niet op.
Denk ook eens hoe de raven deze profeet eerder onderhouden hadden bij de beek Krith. Deze roofzuchtige dieren kwamen hun prooi gewillig afgeven aan de voeten van de Godsman.
En - om nog één voorbeeld te noemen - denk er ook eens na, hoe de spijze die Elia van de engel kreeg toen hij moedeloos onder een jeneverstruik lag - water en koeken, hem ondersteunde en kracht gaf. Door die spijs was hij in staat de lange reis naar de Sinaï te maken. En hij liep door de kracht van die spijs veertig dagen en veertig nachten.
De Heere gaf aan die spijs een geweldige voedingswaarde.
Vertrouwen
Vertrouwen
Deze bede wil ons afhankelijkheid leren.
Maar ook vertrouwen. Om niet te zien op de schepselen. Niet op wat wij doen, maar op wat Hij doet.
We moeten werken, alsof het helemaal van ons afhangt. En toch beseffen het hangt voor 100% van God af. Hij wil mijn werk alleen wel gebruiken.
Wij kunnen soms ook zo op de omstandigheden zien.
We verwachten het van mensen. ls die mij eens hielp, als die ander eens wat schappelijker was, dan zou het wel gaan in mijn werkkring. En dat kan helemaal waar zijn. En toch: we moeten het niet teveel van mensen verwachten.
We moeten het ook niet van ons geld verwachten. lsof voor geld alles te koop zou zijn...
We moeten het niet verwachten van onze gezondheid, want hoe broos is die niet...
We moeten het ook niet verwachten van allerlei regelingen.
Verzekeringen etc.
Verzekeringen etc.
Vroeger - en in sommige kringen nu nog - was er een discussie of je wel of niet jezelf mocht verzekeren of je laten inenten.
Sommigen verzekerden zich niet. Ze zagen daarin het steunen op middelen. Anderen zagen dat bezwaar veel minder. Je mag de middelen wel gebruiken.
Dat laatste is nu vrij algemeen geworden. Dat is goed denk ik. lleen, als we heimelijk toch maar niet gaan vertrouwen op onze verzekeringen en voorzorgsmaatregelen. ls we diep in ons hart maar niet denken: we hebben alles aardig in de hand. Want dan zijn we onze afhankelijkheid van God kwijt. We kunnen dan de Heere wel missen... Hoe erg is dat!
Gods rijke zegen
Gods rijke zegen
Deze bede wil ons afhankelijkheid leren.
Hoe goed af zijn Gods kinderen. Ze hebben de rijkste vader. Ze hebben de machtigste God in Christus voor hen. Ze zijn geborgen in leven en sterven. Uw brood zal zeker zijn en uw water gewis, zegt de Schrift. Ik zal u niet begeven; Ik zal u niet verlaten, zegt de Heere. Mijn oog zal op u zijn.
God kennen
Wat is het nodig om deze God te kennen.
Laten we Hem dan voor alles zoeken.
In bekering tot Hem.
Dat is een gave van God, maar ook van deze gave geldt, dat de Heere haar wil schenken.
Geef dan Heere, Uw zegen!
AMEN