Zielsverlangen
Notes
Transcript
Sermon Tone Analysis
A
D
F
J
S
Emotion
A
C
T
Language
O
C
E
A
E
Social
Zielsverlangen,
Zielsverlangen,
Of we nu wat ouder zijn of jong we hebben allemaal zo onze verlangens.
Als kind kun je heel sterk naar iets verlangen. Iets wat je heel graag wil hebben of naar uit ziet.
- Hoeveel nachtjes nog slapen voordat we op vakantie gaan.
- Rekenen hoeveel geld je op je verjaardag krijgt, zodat je kunt kopen wat je graag wil hebben.
Och zulke verlangens hebben we allemaal wel. En bij zulke verlangens merk je heel vaak, dat het verlangen ernaar heel sterk kan zijn, maar dat we er soms maar heel kort van genieten als we het eenmaal gekregen hebben.
De dichter van deze Psalm verlangt ook iets. Hij heeft een heel sterk verlangen, een zielsverlangen.
Je ziel, dat is niet je lichaam. Dat is ook niet je wil of je karakter, of je denken. Je ziel is in feite je leven. Wie je bent als een levende ziel.
Je lichaam is gevormd in de buik van je moeder. Je karakter kan lijken op je familie en wordt gevormd door de mensen die je opgevoed hebben, de mensen om je heen en de cultuur waarin we leven.
Maar je ziel heb je van God gekregen. Toen God Adam gemaakt had uit het stof van de aarde, toen blies God in Zijn neusgaten en toen werd hij tot een levende ziel.
En als we het hebben over zielsverlangen, dan gaat het niet zozeer om het verlangen naar allerlei dingen die we kunnen doen of krijgen, maar dan gaat het om het verlangen om te leven.
Dat is wat de dichter in deze Psalm onder woorden heeft gebracht. En hij laat zien dat het bij dit verlangen niet zo gaat als bij veel andere verlangens, dat als we het eenmaal hebben dat het soms kan tegenvallen of dat we er na een poosje niet meer naar omzien.
Het verlangen naar het leven, en dan een leven met God. Dat verlangen is heel groot, maar door God zal dat verlangen verzadigd worden en ons leven vorm geven.
Gemis: Vers 2: Mijn ziel dorst naar U
Gemis: Vers 2: Mijn ziel dorst naar U
Vs. 2: O God, U bent mijn God! U zoek ik vroeg in de morgen; mijn ziel dorst naar U, mijn lichaam verlangt naar U, in een land, dor en dorstig, zonder water.
Deze Psalm is van David, en in het eerste vers staat dat het hier gaat over de situatie dat hij in de woestijn van Juda is.
En over het algemeen is men er wel van overtuigd dat het hier gaat over de geschiedenis dat David op de vlucht was voor zijn schoonvader, voor koning Saul.
Koning Saul had soldaten naar het huis van David gestuurd om hem op te halen. Maar Michal, de dochter van Saul waar David mee getrouwd was, had een pop een beeld in het bed gelegd en gezegd dat David ziek was.
Maar David was gevlucht, had van de priesters brood en een zwaard gekregen, en was met zijn mannen gevlucht naar de woestijn Zif.
Daar was een burcht, een kleine stad, waar hij onderdak gevonden had. Saul had de priesters die David geholpen hadden laten doden. Het is voor David wel duidelijk geworden dat Saul hem naar het leven staat.
Psalm 63: 10: Die mij naar het leven staan om dat te verwoesten.
En ook de inwoners van Zif wisten dat, maar ze kozen niet de kant van David en wilden David overleveren aan Saul. Daarom was David gevlucht in de woestijn Zif, waar veel grotten en kloven waren waarin hij zich kon verstoppen.
De kinderen kennen die geschiedenis wel, dat Saul achter David aan kwam. Saul in de grot zijn behoefte wilde doen, juist die grot waar David zich met zijn mannen verstopt had. David had nu de kans om zijn vijand te doden, maar hij deed het niet.
Want het was zijn schoonvader en Saul was de gezalfde koning, die door God gezalfd was. Hoewel hij verkeerde deed, durfde David zelf geen rechter te spelen.
Dat is de geschiedenis waar David aan dacht toen hij deze Psalm geschreven heeft. Het zal zijn gebed geweest zijn toen hij bang was. Want hoewel Saul die ene keer berouw toonde en weer teruggegaan was naar zijn paleis, toch wist David dat hij niet veilig was en was hij bang dat hij een van die dagen gevangen genomen zou worden en ter door gebracht zou worden.
Het is een Psalm die tegen die achtergrond geschreven is, waar delen van het gebed in nood wat David gebeden heeft in doorklinken, maar toch proeven we er ook diepere lijnen in door die niet alleen te maken hebben met lichamelijke nood – als iemand je naar het leven staat; of als je vreest voor je leven als je een ernstige ziekte hebt; of andere nood die we in dit leven kunnen hebben.
Het gaat hier ook over geestelijke nood. Psalm 63: 10: Die mijn ziel zoeken te verwoesten. De HSV heeft het vertaald met ‘naar het leven staan’, maar hier had ik graag gezien dat ze dit letterlijker vertaald hadden. Wat het gaat hier niet alleen over het sterven of sneuvelen in de strijd, maar het gaat hier ook over de geestelijke strijd om de ziel.
Kinderen, jouw ziel is je leven, maar nu is er iemand die jouw ziel wil verwoesten. Niet zozeer dat er iemand is die je dood wil maken, maar iemand die je ziel van God af wil trekken.
Waar het hier over gaat is de duivel, de vijand van God. Hij wil je ziel vergiftigen met allerlei verkeerde gedachten, met allerlei verkeerde verlangens, zodat je zielsverlangen gericht is op alles waar we in dit leven van genieten kunnen.
Dat kunnen echte zondige verlangens zijn, dat je verkeerde dingen wil doen als stelen, schelden, pesten, liegen.
Maar ook dat we zo met van alles en nog wat bezig zijn, dat we geen tijd hebben om aan God te denken. Zo met spelletjes, games of ons uiterlijk bezig zijn dat we geen tijd en zin hebben om te bidden, of uit de Bijbel te lezen.
We kunnen zo druk zijn en in beslag genomen worden door de zorg voor het gezin, een baan, allerlei andere zorgen die ons kunnen overweldigen, dat we gestoord worden in ons gebed, zodat we zelfs in ons bidden niet meer los kunnen komen van de zorgen van dit leven.
De duivel gebruikt niet alleen de drukte en zorgen van dit leven, maar ook de rust, de ontspanning, laten we er ook voor oppassen dat onze rustmomenten straks als we vakantie hebben, niet gevuld worden met allerlei entertainment, maar dat we rust zoeken bij God.
David zal ook zijn momenten gekend hebben dat hij door de zorgen van het opgejaagd worden zo moedeloos geworden was, dat zijn gebed verstomd is, maar we lezen wel van hem dat hij, toen hij zich in de grootste moeite bevond, dat hij zich sterkte in de Heere.
Kinderen, jongeren, David bidt in vers 2: o God, U bent mijn God, mijn ziel dorst naar U.
En inderdaad als je ziel dorst naar God, als het gemis van de aanwezigheid van God gevoeld wordt, dan ben je een kind van God. Dan mag David dat hier ook met recht bidden: o God, U bent mijn God.
Maar ook Saul werd door David genoemd als de gezalfde van de Heere. Terwijl het met Saul, niet zo best is afgelopen. En hij ook in zijn leven heeft laten zien dat hij van God is afgedwaald.
Als onze ouders de Heere kennen, als we onder het Woord zijn opgevoed en het teken van de Doop hebben ontvangen, dan mag jij dat ook bidden: o God, U bent mijn God, want U heeft mij ouders gegeven die over U verteld hebben, U heeft mij een Bijbel gegeven om in te lezen.
Je mag het bidden: o God, U bent mijn God, maar heb je dan ook die dorst. Want als we die dorst missen, als we niet naar God verlangen, kan hij wel onze God zijn, omdat Hij ons geroepen heeft, maar als we dan als Saul God de rug toekeren, dan zullen we nooit echt een kind van God worden.
De duivel is er zo bang voor dat ons verlangen, ons zielsverlangen naar God zal uitgaan. Want als we naar God verlangen, zal God ook dat verlangen vervullen.
David had leren bidden: o God, U bent mijn God, ik zoek U vroeg in de morgen, mijn ziel dorst naar U.
Zo strekt hij zijn handen uit naar God, vol verwachting dat God zijn zielsverlangen zal vervullen.
Verzadiging: Vers. 6: mijn ziel zal als met vet en overvloed verzadigd worden
Verzadiging: Vers. 6: mijn ziel zal als met vet en overvloed verzadigd worden
Vs. 6: Mijn ziel zou als met vet en overvloed verzadigd worden; mijn mond zal roemen met vrolijk zingende lippen.
Hier zien we dat David deze Psalm tegen de achtergrond van de geschiedenis in de woestijn Zif gezongen heeft, want van die tijd leven we nergens dat David met vrolijk zingende lippen gezongen heeft.
Daar had hij geen tijd voor, als een haas werd hij opgejaagd, maar als hij later terugdenkt aan die tijd, toen het zo moeilijk was. Toen hij het uitriep tot God: o God, U bent mijn God, ik zoek U vroeg in de morgen, mijn ziel dorst naar U. Dan mag hij ook belijden, dat God naar hem omgezien heeft.
Dat die dorst niet alleen ontstaan was door die moeilijke situatie, maar door wat hij in vers 3 beschrijft: Zo heb ik U in het heiligdom aanschouwd; Uw macht en Uw heerlijkheid gezien.
Dat was de reden waarom David met een zielsverlangen naar God verlangde. Vers 4: want Uw goedertierenheid is immers beter dan het leven. En hier wordt een ander woord gebruikt dan ziel/leven.
Door David in het heiligdom God gezien had, was er een dorst en zielsverlangen bij hem gewekt dat ernaar verlangde om het leven van God te ontvangen, een verlangen naar God zelf.
In het heiligdom, dat is in het Oude Testament de Tabernakel en de tempel, waar de verzoening plaats vond. Dat is in het Nieuwe Testament, Gods Woord, waar we in de Heere Jezus Christus mogen zien de verzoening, de sterkte en de eer van God.
Als u de Bijbel leest, als u het rijke Evangelie van de verzoening door het werk van de Heere Jezus Christus mag zien, is er dan ook bij u dat verlangen naar God?
Als u het ervaart dat de verwoester, de zonde en de verleidingen van deze wereld u willen aftrekken van God, dat uw hart dan uitgaat naar het verzoeningswerk van de Heere Jezus Christus.
Dat u in de Heere Jezus Christus zoveel heerlijkheid ziet, dat uw verlangen naar Hem steeds sterker wordt. Dat u mag zien en door het geloof uw handen mag uitstrekken naar de levende God.
Dat u de stem van de Heere Jezus mag horen als op tempelplein staat en roept: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.[1]
Verlangt u naar de verzadiging van uw zielsverlangen door de Heere Jezus Christus.
Wat is uw verlangen en wat is de verzadiging door het werk van Jezus Christus?
Waar heeft de dichter dat zielsverlangen geleerd? In het heiligdom, vers 3-4, niet in de wildernis. Al is onze nood nog zo groot, we zullen niet naar God verlangen.
Maar juist als we de verzadiging door het werk van de Heere Jezus leren kennen, den zullen we ook onze handen uitstrekken en ernaar verlangen om verzadigd te worden met Zijn werk.
Wat is die vettigheid en die overvloed, waar in vers 6 over gesproken wordt. Dan zullen we het geheel van de Psalmen moeten overzien, dan zullen we het geheel van Davids leven moeten overzien, dan zullen we ook het Nieuwe Testament erbij moeten betrekken.
Het is de vergeving van de zonden, niet in de weg van Saul die ook in de schuldbelijdenis overeind bleef staan, maar zoals David zich vernederde onder de hand van God, en het mocht horen: God heeft uw zonden vergeven.
Wat is die overvloed waar hier over gesproken wordt? Het is de vergeving van de zonden door de Heere Jezus Christus. God, Die Zijn eigen Zoon in de wereld gezonden heeft om de zonde van de wereld weg te dragen. God, Die de mens zo lief heeft, dat Hij niet wil dat iemand verloren gaat en daarom Zijn Zoon gegeven heeft.
Als we dat zien, de verzadiging, als we door het geloof mogen drinken van het levende water. Dan zullen nooit meer dorst hebben. En aan de andere kant, juist door deze verzadiging, zullen we steeds meer en meer verlangen naar God.
David heeft het meerdere keren in zijn leven ervaren. Hoe hij van God afdwaalde, maar God hem opzocht. Vorige week hebben we het gehad over de Psalmen die in de nacht tot God zingen.
Psalm 6 en Psalm 42, waar het verdriet en de angst over de zonden en het gemis van God in de nacht pijnlijk ervaren wordt.
Psalm 8, waar ook in de schoonheid schepping de gevolgen van de zonde te zien zijn.
Hier in deze Psalm mag heeft de dichte het ook over de nacht, als hij op bed ligt. Vers 7: wanneer ik aan U denk op mijn bed; over U peins in nachtwaken.
Nee, nu is het geen angstig woelen, maar een rustig liggen en overdenken. Zo peins ik aan u, voor het woord peinzen wordt hier een woord gebruikt wat ook gebruikt wordt voor het koeren van een duif.
Het vredige geluid in een warme zomeravond. Het koeren van een duif, zo mag de dichter op zijn bed liggen. Mag u zo weleens ’s avonds of ’s morgens vroeg als u wakker wordt in verwondering aan God denken.
In stillen aanbidding neerliggen. Heere, als ik mijn leven overzie en eraan denk dat U, vanuit Uw eeuwige liefde Uw Zoon gegeven hebt, dan vervult mijn hart zich met wederliefde.
Dan mag ik vrolijk zingen, van een God, Die mij heeft opgezocht. Mij Zijn Woord heeft gegeven, zodat ik Hem zou ontmoeten in Zijn heiligdom. Zijn heiligheid zou zien, maar ook de vijand, die mijn ziel belaagt om het te verwoesten, zodat ik tot God mocht roepen en Hij mij genadig was.
Kent u die rust, waar de dichter hier van mag zingen. Als ik aan U denk op mijn bed, Wie God voor mij geweest is. Vers 8: voorzeker, U bent een Helper voor mij geweest; onder de schaduw van Uw vleugels zal ik vrolijk zingen.
In Amerika was brand ontstaan op de prairie. Met man en macht had met geprobeerd om de boerderij te redden. Het huis was gespaard gebleven, maar de houten schuren waren een prooi geworden voor het vuur.
Toen het vuur verder geraasd was en een verkoolde vlakte achtergelaten had, vond men niet ver van het kippenhok een verkoolde moederkloek. Toen ze haar optilden bleek dan onder haar vleugels de kuikens het overleefd hadden.
De Heere Jezus Christus heeft op Golgotha Zijn leven gegeven, opdat een ieder die in Hem geloofd vrolijk mag zingen van Zijn genade.
Daar heeft Hij de kop van de satan vermorzeld. In het laatste gedeelte van deze Psalm wordt daarnaar verwezen, maar ook naar allen die God niet als God willen erkennen en er geen behoefte aan hebben om verzadigd te worden met de liefde van God, in het verzoeningswerk van de Heere Jezus Christus.
Ja, wie zal mogen eten en drinken van God werk, zal verzadigd worden. Maar de vervulling van het zielsverlangen is zoals bij speelgoed of iets anders, dat we er op een bepaald moment geen interesse meer in hebben.
Het werkt juist een steeds sterkere navolging.
[1]Joh. 6: 37-38
Navolging: Vers 9: Mijn ziels klampt zich aan U vast
Navolging: Vers 9: Mijn ziels klampt zich aan U vast
Vs. 9: Mijn lichaam klampt zich aan U vast; Uw rechterhand ondersteunt mij.
Verzadigd, de vervulling van de beloften van God, waar we onze handen naar mochten uitstrekken. Verzadigd en doordrenkt van Gods liefde en genade.
In vers 1 staat dat dit een Psalm van David is, toen hij in de woestijn van Juda was.
Tegelijkertijd proef je ook dat deze Psalm een rijpheid kent van het verdere leven van David. Toch heeft David boven deze Psalm gezet: een Psalm van David, toen hij in de woestijn van Juda was.
Hier proef je ook de geestelijke lessen die God in de Psalm wil geven.
- Als ons zielsverlangen uitgaat naar God, als we de omgang met de Heere missen en verlegen zijn naar de vergeving van de zonden.
- Als we vertroost en verzadigd mogen worden met het werk van de Heere Jezus Christus.
- Als we het werk van de Heilige Geest hierin mogen ervaren, dat we onze handen uitstrekken tot de levende God om van Hem het leven te ontvangen.
Dan is het niet klaar, want we ervaren in dit leven nog dagelijks de achtervolging van de vorst der duisternis. We bevinden ons nog midden in de woestijn van dit leven.
Als we door het geloof hebben mogen zien op het werk van de Heere Jezus Christus, dan is daarna nodig dat we Hem in Zijn voetstappen volgen.
De dichter zegt het in vers 9. Ik klamp me aan U vast, want ik heb het zo nodig dat Uw rechterhand mij ondersteunt en beschermt.
Voor de aanvallen die steeds gedaan worden. De verleidingen in de wereld die we het hoofd hebben te bieden. De zonden die in ons eigen hart komen opborrelen. De hoogmoed, die ook David niet onberoerd heeft gelaten.
Bescherming hebben we nodig, door Zijn rechterhand. Maar ik heb bewust dit laatste punt, navolging genoemd.
Want je aan Hem vastklampen, is niet alleen dat we bescherming nodig hebben, dat zeker, maar ook dat we Hem nodig hebben bij elke stap die we in dit leven zetten.
Koning David was gezalfd tot koning, terwijl Saul nog koning was. Dat was de reden waarom Saul hem naar het leven stond.
Elke gelovige die door God geroepen is tot het leven, heeft een taak in dit leven. Is gezalfd tot het ambt aller gelovigen. Geen van ons die de Heere kent heeft geen taak ontvangen.
Daarom wil de vorst der duisternis ons afleiden, ons in verwarring brengen, ons afbrengen van de taak die God ons gegeven heeft, onze mond snoeren zodat we niet meer zouden bidden.
De dichter spoort ons aan om ons aan God vast te klampen. En dan zie je dat die drie punten die hier genoemd worden een cirkel zijn.
Mijn ziel dorst naar God, omdat ik Hem gezien heb in Zijn heiligdom. In het werk van de Heere Jezus is verzadiging en het lessen van de dorst voor de ziel te vinden. Waarna de ziel zich aan Hem vastklampt om meer van Hem te ontvangen.
God maakt alle dingen nieuw. Steeds weer opnieuw, dringt Hij erop aan dat we Hem steeds meer en meer zouden vertrouwen en ons leven in Zijn hand leggen.
Onze oude en zondige verlangens kruisigen en sterven aan onszelf. Opdat we zullen leven door de werking van de Heilige Geest, tot eer en verheerlijking van God.
Zullen we dat loflied aanheffen:
Loof Hem, Die u vergunt uw zielsverlangen
En ’t goede tot verzadiging doet ontvangen,
Uw jeugd vernieuwt, gelijk eens arends jeugd.